Vieren, of toch maar niet?
Volgende maand viert Suriname, of in elk geval de Joodse gemeenschap, 375 jaar Jodendom in Suriname. Een week lang feestelijkheden en herdenking als eerbetoon aan een van de oudste bevolkingsgroepen van Suriname. Er wordt echter niet door iedereen even enthousiast op gereageerd.
Want dat ‘hoe wij hier ook samen kwamen’, geldt dat eigenlijk ook voor de Surinaamse Joden? De groep, die eens het invloedrijkste deel van de Surinaamse bevolking uitmaakte, kent een heel andere geschiedenis dan de bevolkingsgroepen die hier naartoe werden gehaald door de voormalige kolonisator.
De geschiedenis en de positie van de Surinaamse Joden is een complexe, als (eenvoudig gezegd) zowel onderdrukkers als onderdrukten. Want hoewel de eerste Joodse planters in de kolonie aanvankelijk speciale privileges hadden op het gebied van vestiging, religie en onderwijs, is er een eeuw later van een bijzondere positie nauwelijks nog sprake. De blanke Europeanen, die zich in de loop van de 18e eeuw steeds vaker in Suriname vestigden, hadden weinig met de Joden op. In het 18e-eeuwse Suriname klinken er dan ook verschillende voor Joden discriminerende voorstellen en maatregelen, en volgens enkele geschiedschrijvers kan de stemming in Suriname in deze periode gerust als ‘anti-Joods’ worden omschreven. Ook aan het eind van de 19e eeuw waren er diverse incidenten met een sterk antisemitisch karakter, waaronder plunderingen en vernielingen van Joods bezit door woedende Creolen.
Hoe wordt er nu tegen die Joodse bevolkingsgroep aangekeken? En is Suriname vanwege haar geschiedenis van slavernij eigenlijk wel onverdeeld blij met ‘375 jaar Joden in Suriname’? Je zou het niet zeggen als je sommige reacties hoort.
Een artikel over Jodenhaat en complexe verhoudingen in de Parbode van september.