Een geschenkje van de oppositie
Wil de oppositie de parlementsverkiezingen van volgend jaar eigenlijk nog wel winnen? Of gunnen ook zij president Bouterse een tweede ambtstermijn, omdat het uiteindelijk toch makkelijker is om vanuit de oppositiebanken af en toe kwaad op tafel te slaan en iets over criminaliteit te roepen en desondanks daarvoor 16.000 Surinaamse dollar per maand te ontvangen zonder verantwoordelijkheden te hoeven dragen?
Op een andere manier is het bizarre gedrag van de oppositie tijdens de aanname van de sociale wetten die binnenkort ingaan – u weet wel: minimumloon, ziektekostenverzekering en pensioenfonds – niet te verklaren. Terwijl de regering- Bouterse eind augustus een wet door het parlement liet loodsen waarop het overgrote deel van Suriname al decennia wachtte, probeerde de oppositie (zoals steeds) de vergadering te saboteren door geen quorum te verlenen. Niet omdat ze tegen de wet zijn – per slot van rekening heeft ook het Nieuw Front decennialang zonder succes geprobeerd een minimumloon voor elkaar te krijgen – maar omdat de oppositie het niet kan hebben dat president Bouterse er op het laatste nippertje toch nog in slaagt een aantal verkiezingsbeloftes uit 2010 in te lossen. Door de vergadering te saboteren en zo het minimumloon tegen te houden, hoopte de oppositie enkel en alleen in de komende maanden nog luider te kunnen roepen dat het Bouterse niet gelukt is zijn vele beloften na te komen. Dat zijn er inderdaad nogal wat, want van de beloofde diepzeehavens, een gloednieuwe internationale luchthaven of een snelweg naar Brazilië zijn zelfs de eerste stenen nog niet gelegd. Laat staan dat er achttienduizend volkswoningen zijn gebouwd, een mislukt voornemen dat al zo vaak is herhaald dat Bouterse grote spijt heeft dat hij dat aantal ooit heeft genoemd. Om die reden mocht het minimumloon er van de oppositie natuurlijk ook niet komen. Zelfs al zou ze daarmee lijnrecht moeten ingaan tegen de belangen van de kleine man en vrouw. Want alleen al de gedachte dat de president de komende maanden vanaf de vele verkiezingspodia over deze verwezenlijking zal kunnen opscheppen, bezorgde de oppositie een nare smaak in de mond. Ze bleef dus weg, maar de wetten konden tóch worden aangenomen – al moest daarvoor zelfs een parlementslid onder politiebegeleiding helemaal uit Nickerie worden gehaald. Niet alleen heeft haar idiote tactiek dus niet gewerkt, de oppositie heeft de Nationale Democratische Partij van Bouterse meteen op een schietstoel naar de verkiezingsoverwinning geplaatst. Hoeveel makkelijker kan je het jouw tegenstanders nog maken door niet thuis te geven wanneer een minimumloon en een pensioenwet worden goedgekeurd? Ook al kom je achteraf nog met een slappe verklaring dat ‘de regering niet voldoende rekening hield met enkele onvolkomenheden in de wetten’. Alsof een arbeider, die zijn loon plots verdrievoudigd zal zien, daar oor naar heeft. Uiteraard maakte Bouterse meteen handig gebruik van de oppositionele flater. Zijn recente televisietoespraak over de energiecrisis begon hij niet voor niks met de mededeling dat ‘de kinderen van diegenen die niet aan de wetten hebben meegewerkt zich zullen afvragen waar hun vaders en moeders waren toen hun stem nodig was voor de mofinawans’. Het zal niet de laatste keer zijn dat we dit moeten horen, want een groter verkiezingscadeau had de president zich niet kunnen voorstellen. Eentje met een dikke, paarse strik.