Aruba verdeeld over dure duurzame energie
Investeren in duurzame energie lijkt, gezien het huidige elektriciteitstekort, noodzakelijker dan ooit. Op 26 en 27 november is dit een van de gespreksonderwerpen tijdens het handelscongres ‘Duurzaam zaken doen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Suriname’ dat in Royal Torarica wordt gehouden. Suriname kan veel leren van vooral de Caribische delen van het koninkrijk.
Zo is Aruba een paar jaar geleden door de bouw van tien grote windmolens in één klap een stuk duurzamer geworden. Volgens officiële bronnen zou daarmee achttien procent van de energiebehoefte van het eiland gedekt zijn. Dit percentage is in werkelijkheid waarschijnlijk lager, omdat er vaak molens stuk zijn. Maar hoe dan ook: het is van niets naar iets, want behalve deze windmolens is er op het gebied van duurzaamheid weinig positiefs te melden.
Een paar uitzonderingen daargelaten, zijn nergens zonneboilers te bekennen. De Arubaan baadt koud, of zal een elektrische boiler gebruiken. Er zijn verder nauwelijks zonnepanelen voor de opwekking van elektriciteit te vinden. Je zou denken dat de eilanders regenwater opvangen, maar niets daarvan.
Desondanks heeft Aruba met het windmolenpark de eerste stap gezet naar een groen eiland.
Men vindt groene energie belangrijk voor het milieu, maar zeker ook voor de beeldvorming, zo blijkt uit de website van de Arubaanse overheid. Het eiland moet aantrekkelijker worden voor de toerist en daarom wordt gewerkt aan een grootschalig zonne-energie project op de luchthaven. Een prachtig binnenkomertje en de tweede grote stap naar een groen eiland. Een win/win situatie waar je als politicus geen buil aan zult vallen. Dat ligt met het tweede windmolenpark wel anders.
Lees de hele reportage in de Parbode van november.