Hartverscheurende tekenen
Leonoor Wagenaar stond in 2006 aan de wieg van dit blad. Twee jaar bleef ze hoofdredacteur om vervolgens met haar man en hun zelfgebouwde riviercruiseschip Mi Gudu naar de oevers van de Saramaccarivier te verhuizen, waar ze het resort Bloemendaal op zetten.
Boiti is een paradijsje aan de rivier; wanneer tegen een uur of zes dat gouden strijklicht gefilterd door de bomen schijnt, wandel ik regelmatig (al er geen gasten zijn) met de honden over het erf. Dan inspecteren we de goddelijke Tessa-manya’s van de twee bomen (zaailingen uit de eerste Parbode- redactietuin aan de H.J. de Vriesstraat) die ik samen met vriendin Tessa geplant heb toen we hier net kwamen wonen. Zes jaar geleden, maar het zijn al woudreuzen! Dan snoei ik hier en daar een doorgeschoten bougainville, babbel wat tegen mijn dierbare borstelboompje, geef wat dorstige grondorchideetjes water…
Een weelderige oase, tot je dienst, maar soms wil Boiti echt naar Buiten, weg van Su, bijvoorbeeld naar een echte zee, het liefst eentje met die azuren kleurschakeringen van de Caraïben. En wanneer wil je dat dan precies? Juist! Wanneer de feestdag nadert die je al heel lang geen feest meer vindt. Wat valt er te vieren aan weer een jaar ouder? In je pubertijd leek het een persoonlijke mijlpaal, nu is er geen bal meer aan. Dus Aruba: here we come.
Nou wil ik niemand vervelen met een reisverslag, daar maakt de halve wereld zich al schuldig aan, maar deze reis stuitten we op Iets wat ik niemand wil onthouden. Aruba dus. Via Zoover een alleraardigst ressort geboekt (Paradera), min of meer op het midden van het eiland, dus, rijdend naar de kust, floep, in de fuik van de Amerikaanse giga hotels – en dan bedoel ik giga! Een hele wijk vakantiewolkenkrabbers! Gelukkig laagseizoen, Amerikanen komen vooral rond de kerstdagen, maar niettemin: afgezien van de mosselen die er werden geserveerd, en waar wij als Suri-bakra’s een moord voor plegen, hadden we er verder niet veel te zoeken. Dus tuffen met het autootje (de reisgids van de Antillen was helaas – in de haast van het inpakken – thuis tussen de kussens van de bank gegleden, maar ik betwijfel of het ons uitsluitsel had kunnen geven over dat Iets) op de bonnefooi naarhet oosten. Richting Baby Beach, op het puntje van het eiland. Tot aan Oranjestad: brede boulevards en snorrend verkeer, daarna zakte de drukte op de weg al snel af. En af. En af. Op het laatst werd het een soort verlaten desert road zoals je ze soms ziet in Amerikaanse road movies.
Aan het einde van de snelweg is het nog een heel gezoek naar de juiste route, want van God verlaten; geen toerist meer te bekennen, eigenlijk sowieso geen mens meer op straat. Verlaten gehuchten, gesloten luiken voor de ramen, geen verkeer… En geen bewegwijzering, maar een waaier van zijweggetjes. Dus op goed geluk maar doorrijden door een woud van cactussen; Kadushi en Kadushi di Pushi; geen van tweeën aanlokkelijke verleidsters. Dichter bij een wilde kust staat, doodeenzaam, een man met een parasol, hij verkoopt gekoelde kokosnoten. Maar aan wie?
Dan hebben we de onstuimige, onmogelijk te bezwemmen golven aan onze linkerzijde en dalen we het paadje af naar het rotsige strand. En opeens zie ik, tussen een soort scharrig helmgras, met die fel blauwgroene zee op de achtergrond, een verweerd kruis. En links daarvan, nog een paaltje, waarvan het horizontale latje al schuin hangt. Verbijsterd kijken we samen verder: honderden gedenktekens! Kruisjes, zelfs hele tombes. Een paaltje waaromheen een verschoten en zwaar gehavend vaal roze T-shirt wappert, een klapperend kruis met aan de voet een voetbal waarvan de kleur niet meer te achterhalen valt… Een monument: ‘uit het oog, maar nooit uit het hart’, overal tussen al die kleine heuvels zie je ze: door de zeewind weggevreten hartverscheurende tekenen van een heel pijnlijk afscheid.
Baby Beach… liggen hier gestorven kindertjes? Nee! Nederland zou toch niet akkoord gaan met zo’n… ja, wat? Illegale begraafplaats voor baby’s? De Nederlandse Wet op de Lijk Begraving staat dat toch niet toe?! Zijn het dan gedenktekens voor kinderen die elders begraven liggen? En waarbij je hier, bij de rollende golven nog een beetje om ze kunt rouwen? En het gaat maar door: voor we daadwerkelijk bij het strand zijn aangeland, hebben we al een halve kilometer dodenakker gepasseerd. Het is luguber, macaber, griezelig. Maar ook ontroerend, aangrijpend, al hebben we verder nog steeds geen idee, en er loopt geen levende ziel aan wie we het kunnen vragen. Ik denk dat het die eenzame verlatenheid is, in combinatie met de, door de niet aflatende zeewind, verweerde houten, ingezakte houten epitafen, die het geheel zo treurig en troosteloos maken.
Als we uiteindelijk rechtsomkeert maken, stap ik nog een keer uit, voor een laatste foto. Een klein, stenen monument, (vlak bij die verschoten voetbal die we op de heenweg al zagen) met een ingelijst fotootje. Dichterbij gekomen zie ik wie erop staat: een uitbundige jonge dalmatiër! Iemands diep betreurde hond! Mi Gado, dus toch! Het is een dierenbegraafplaats! Op het mooiste, maar eenzaamste stukje van de wereld mogen de bewoners van Aruba hun dierbare geliefde viervoeters naar een schitterende laatste rustplaats brengen! Niks illegaal! Mag van Baasje overheid!
Persoonlijk heb ik zoiets nog nergens op de wereld gezien. En wat zou het mooi zijn in dit onmetelijke Su! Toen tien jaar geleden mijn eerste, vijf maanden oude teefje, aan leukemie doodging, moesten we haar, na sectie, in onze eigen tuin begraven. En zeg niet dat haar broertje zich om haar zielenrust zou bekommeren; hij groef haar gewoon weer op. Wat was dat wekenlang een niet te dempen stinkkuil! Tegenwoordig kan je je huisdier laten cremeren, er is veel veranderd in dit land. Maar toch… Een mooi plekje, misschien op de savanne, achter Zanderij? En dan niet van die kommervolle grafmonumenten met hun lusteloze badkamertegeltjes, maar simpele houten kruisen. Desnoods met een T-shirt aan.