Crisis
Elke maand geeft Armand Snijders een gesprek weer tussen president Bouterse en vicepresident Ameerali, zoals het gegaan zou kunnen zijn
B: ‘Robertje, ik heb in geen tijden zo gelachen!’
A: ‘Waarover?’
B: ‘Over die zogenaamde samenwerkende oppositie. Echt, ik lig vrijwel iedere dag weer in een deuk!’
A: ‘Ja, ik ben geen echte politicus maar zelfs ik begrijp dat ze er een potje van maken.’
B: ‘Alleen de naam al: samenwerkend! Ze kunnen nauwelijks met elkaar door één deur. Wat wil je ook, als je splijtzwam Somohardjo aan je tafel zet. Hij loopt nu al te gillen dat het nog niet zo zeker is dat Chan hun presidentskandidaat wordt. Wij kennen die Pindiaan, dat is een tijdbom die ieder moment kan afgaan als hij zijn zin niet krijgt.’
A: ‘Ja ja, vertel mij wat over Somo.’
B: ‘En ze hadden mij geen groter plezier kunnen doen dan door weg te lopen bij mijn jaarrede. Dan zegt die gekke Chan dat het was bedoeld om een signaal af te geven dat het land in een nationale crisis verkeert. Een giller toch? De enige crisis die ik zie, is die binnen de oppositie zelf.’
A: ‘Ze leggen op deze manier de rode loper voor ons uit voor nog eens vijf jaar. Maar als ik jou was, zou ik niet verslappen. Er zijn natuurlijk nog wel een paar kleine crisisjes die we moeten oplossen, zaken die we hebben beloofd maar niet hebben uitgevoerd.’
B: ‘Daarom moet het volk ons het mandaat geven om er een paar jaar aan vast te plakken. Dan komen die 18.000 woningen, die snelweg naar Zanderij en die pakweg tweehonderd wetten die er nog liggen er echt. Tenminste, dat gaan we zeggen. Later kunnen we voor een hoop dingen de oppositie altijd de schuld geven als het niet lukt, want zij verlenen geen quorum.’
A: ‘Slimpie….’
B: ‘En joh, voor 25 mei rijden de eerste trams. Of treinen, ik weet ook het verschil niet. Voor dit soort kermisattracties lopen onze Srananman warm.’
A: ‘Dat wou ik je inderdaad nog vragen: hoe denk je dat zo snel voor elkaar te kunnen krijgen?’
B: ‘Voor 130 miljoen euro loopt iedereen een stapje harder. Zelfs Strukton.’
A: ‘Zou ik ook doen…’
B: ‘En ondertussen blijft de oppositie op haar nagels bijten. Om ze te pesten laat ik die trams misschien wel paars verven.’
A: ‘Hihi.’
B: ‘Weet je, dankzij de oppositie hoeven we eigenlijk helemaal geen campagne meer te voeren.’
A: ‘Maar wordt het niet een beetje saai, zonder wervelende campagne? Ik vind het altijd een heel gezellige periode.’
B: ‘Ik zei dat we het niet hoeven te voeren, niet dat we het niet gaan doen. Bermpraatje hier, feestje daar, veel propagandagezwets van Limbo… Gelijktijdig maakt de oppositie zichzelf nog meer belachelijk. En we gaan in ieder geval het hele land helemaal paars laten kleuren, niet alleen de tramstellen. Op de Saronbrug hebben we laatst al een leuk partijfeestje kunnen geven. Dat hoefden we niet eens uit de partijkas te betalen, lanti was gul!’
A: ‘Dat heb je mooi geregeld.’
B: ‘Ja toch! Ik denk dat ik speciaal voor 25 mei ook een partijtje Purple Label laat produceren als het vrolijkste drankje van Suriname. Lachen toch?’
A: ‘Verrek, da’s een geweldig idee. Ik ga Ronnie vragen om Yellow Label op de markt te brengen, want ook de ABOP is gezellig en een goed alternatief.’
B: ‘Nee joh, dat moet je niet doen, dan lijkt het wel of je pis drinkt. Dat past meer bij de oppositie, die is alleen maar aan het zeiken.’
A: ‘Daar heb je wel weer gelijk in. Laat Ronnie maar gewoon met bankbiljetten strooien, dan wint hij ook wel.’
B: ‘Da’s dan geregeld, daar drinken we op. Bij gebrek aan Purple wordt het nu gewoon Blue.’
A: ‘Dat gaat er ook best in.’
B: ‘Proost Robert! Dat de oppositie ons maar mag blijven helpen…’
A: ‘Ik denk dat je daar wel op kunt rekenen, de crisis duurt daar voort. Cheers!’