(Niet) slim
A: ‘Dat was niet zo’n slimme zet van je. Of beter gezegd: dat waren niet zulke slimme zetten…’
B: ‘Wat nou weer?’
A: ‘Om te beginnen dat opgeblazen bezoek van je aan de universiteit enkele weken geleden. Je ging er om Sinterklaas te spelen, maar kreeg de Zwarte Piet toegespeeld.’
B: ‘Viel wel mee toch, ik vond het heel gezellig. Tenminste, dat leidde ik af uit het verslag in InfoAct.’
A: ‘Dan heb je toch wel een ernstig gebrek aan mensenkennis. Of je volgt de sociale media niet. De meeste studenten vonden het maar een poppenkast; ruim vier jaar heb je geen donder om ze gegeven en zelfs je macht gebruikt om de al jaren slepende interne ruzies verder te laten escaleren, en dan opeens kom je een half jaar voor de verkiezingen vertellen dat je het goed met ze voor hebt. Dat is wel erg opzichtig. Het zijn studerenden, dus ze hebben hersens. Die trappen echt niet in die propagandadingen.’
B: ‘Zo erg was het nou ook weer niet. Er waren ook blije studenten.’
A: ‘Ik heb ze niet gehoord. Ik denk dat men daar aan de Leysweg niet is vergeten dat je dik dertig jaar geleden de universiteit nagenoeg te gronde hebt gericht en docenten om zeep hebt laten brengen. Ook al doe je nog zo je best om dat uit de geschiedenisboeken te houden, ze zijn daar slim genoeg om de feiten van het internet te halen.’
B: ‘Die jongeren van tegenwoordig zijn veel te bijdehand. Gelukkig zijn er ook een paar die niet zo slim zijn, in mijn favoriete volkswijken. Die lopen nog braaf achter mij aan, daar haal ik mijn kiezers vandaan.’
A: ‘Fijn voor je, maar bij de universiteit hoef je geen campagne te voeren.’
B: ‘Als jij het zegt…’
A: ‘En ook niet slim dat je die veroordeelde crimineel Dewanand Balesar een cruciale rol laat spelen bij je tramproject. Hoe haal je het in je presidentiële hoofd? Je laat hem spelen met 130 miljoen euro, terwijl hij de bak in is gegaan vanwege corruptie.’
B: ‘Ik moest wel joh. Die Hindostanen, met Monorath voorop, verwijten mij dat ik ze ben vergeten en negeer. Ik wil laten zien dat ik best wel van ze hou, zeker met het oog op de verkiezingen.’
A: ‘Nou ja, je moet het zelf weten. Je kan niet zeggen dat ik je niet heb gewaarschuwd.’
B: ‘En het is niet alleen maar kommer en kwel. Er gebeuren ook best goeie dinges hoor.’
A: ‘Zoals?’
B: ‘Het ziekenhuis in Wanica komt er eindelijk!’
A: ‘Ja, en je vriendje Dilip mag het bouwen. Dat ruikt naar doorgestoken kaart.’
B: ‘Dat is absoluut niet waar, het is allemaal volgens de regels gegaan.’
A: ‘Dat zal wel, maar er is natuurlijk geen hond die dat gelooft.’
B: ‘Mij een zorg. Ik denk trouwens dat ik het ziekenhuis naar mijzelf laat vernoemen.’
A: ‘Waarom dat nou weer? Je hebt helemaal niets met ziekenhuizen.’
B: ‘Dat is zo. Maar eigenlijk had ik de brug over de Corantijn de DDB-brug willen noemen. Maar ja, die komt er niet zoals ik had beloofd.’
A: ‘Net zoals die 18.000 woningen, de nieuwe highway naar Zanderij, jouw tram voor 25 mei, een kenniscentrum en…’
B: ‘Ja ja, zo kan ie wel weer. Boi, je bent wel op oorlogspad vandaag!’
A: ‘Sorry, ik moest het gewoon effe kwijt… De zenuwen gieren door mijn lijf zo aan het begin van het nieuwe jaar. Ben ik over een paar maanden nog veepee, vraag ik mij constant af.’
B: ‘Dat ligt niet aan mij, moet je Brunsie vragen.’
A: ‘Die spreek ik bijna niet, die is geld aan het strooien in het land, de niet-zo-slimme mensen zijn daar dol op.’
B: ‘Laten we nou eerst gewoon even de verkiezingen winnen, daarna zien we wel weer…’
A: ‘Dat is misschien wel slim ja.’
B: ‘En nog slimmer is om een Blue Label open te trekken.’
A: ‘Je bent toch een beetje slim! Proost dan maar!’
B: ‘Cheers! Op het slim zijn…’