Bikkelen in Boschhuis
Toen wij hier bijna elf jaar geleden onze verblijfsvergunning wilden aanvragen, moest je met je hele doopceel (geboortebewijs, Verklaring van Goed Gedrag, bewijs van uitschrijving van een Nederlandse gemeente, trouwakte en welke andere debiliteitsverklaring dan ook) melden bij de Vreemdelingendienst aan de Grote Combéweg; een hokje van vijf bij vijf, zonder ventilatie en met zestig dolgedraaide Chinezen die je met puntige ellebogen ver van het enige loket prikten en duwden.
Minister Santokhi bracht enige lucht in die ellende. De Vreemdelingendienst verhuisde naar een ruim kantoor (naast de vreemdelingenpolitie, ook al een verbetering) aan de Coppenamestraat, tegenover het CBB. Je kreeg er volgnummertjes, de website meldde hoe hoog je op de ranglijst stond (van ‘strookje’ naar eerste, tweede of derde tijdelijke verblijfsvergunning) en: je had een stoel! Mi Gado, je mocht drie uur op een stoel zitten tot je aan de beurt was voor je zoveelste ‘Sorry, uw stukken zijn verlegd’! Ik geloof dat ze denken dat de halve wereldbevolking er letterlijk alles voor over heeft om permanent in dit Eldorado neer te strijken…
Wim en Sjaan zijn wat wij professioneel noemen ‘Binnenvallers’; ze kwamen op een dag, zo’n tweeënhalf jaar geleden, ons terrein oprijden, keken om zich heen en besloten dat het resort ze beviel. Dus bleven ze logeren. Ooit hadden ze samen afgesproken dat ze naar een warm land zouden verhuizen als het werk in Nederland gedaan was. Dat moment kwam eerder dan ze beiden hadden verwacht; ze konden alle twee met een gouden handdruk arbeid en vaderland achter zich laten. En (ik wil niet opscheppen over dit land of dit district) toen was de keuze snel gemaakt: Saramacca! Ze vonden een schattig boschhuis aan het eind van een lange boschweg, vredig verscholen in het groen, met een boschspin hier, een luiaard daar, overvliegende Kulekule-papegaaitjes en een boomgaard vol pompelmoezen die te bitter waren voor consumptie. Toen hun huis in het verre Europa eindelijk was verkocht en alle spullen in de veertig voet container geladen, kwamen ze in mei hier. Geen stroom. Geen telefoon. Want alles moet op zonnepanelen.
Een heel huishouden op zonne-energie; dat is hier nog niet eerder vertoond (maar gaat er natuurlijk wel aankomen als welke regering dan ook gedwongen wordt marktconforme
prijzen voor energie door te voeren). Maar goed, dat zat dus allemaal in die hele bigi bigi container!
Met een klein zonnepaneeltje, wat 12 volt lampje en de ruggensteun van een generator zijn ze een verbouwing ingedoken waar je alleen maar ontzag voor kunt hebben. Met, natuurlijk, arbeiders die weliswaar doorgaans goed werk leveren, maar vooral stronteigenwijs zijn en dus met de grinder dwars door het beton de waterleiding doorraggen (‘zo doen we dat altijd’), zodat alles weer uitgebikt moet worden. En elke avond bij een warung dezelfde bami, nasi of teloh halen, afgewisseld door een gebakken eitje, zuurkool of spekpannenkoek, allemaal op dat ene komfoortje.
En dat dan dus in het schemerduister, want hoeveel licht geeft een 12 volt lampje nou helemaal? Bijna alles ondergingen ze blijmoedig – wij konden alleen meeleven en een incidentele solidariteitsmaaltijd (tortilla, of boerenkool) in de strijd werpen. Toen het huis, de garage annex werkplaats en het gastenhuis min of meer in beeld kwamen, lieten ze dan eindelijk vanuit Nederland de verhuiscontainer komen. Bij de douane hier moet je je verblijfsvergunning tonen, anders hangt de OB-strop van veertig procent (of welk ander willekeurig percentage dan ook) voor je neus te bungelen. Natuurlijk hadden ze de hele papierwinkel al maanden geleden ingeleverd, en natuurlijk hadden ze een futuboi ingehuurd die het proces zou begeleiden (en liefst zou versnellen), maar de container kwam en vergunning no de.
Opslag van een container op Nieuwe Haven: vijftig USdollar per dag. Maar: een paar dagen later, juich, juich, de zo felbegeerde tijdelijke verblijfsvergunning lag klaar! Sjaan: ‘‘We hadden het papier in handen, we voelden het document in onze vingers! Zegt die dame van de vreemdelingenpolitie: ‘Goed dat ik dat nu zie: uw naam is niet correct gespeld, mevrouw. Dat moet eerst gecorrigeerd worden.’ Hoe lang dat zou gaan duren? Nou, dat kon wel acht weken in beslag nemen!’’ Weet u nog? Die vijftig USdollar per dag? Toen leek vooral Sjaan bijna te breken. In het donker van de avond bij het Boschhuis zei ze huilend tegen Wim: ‘Ik wil naar huis’. En Wim – altijd stoer – zei: ‘ Dit is ons huis!’ Elke dag naar de Coppenamestraat: ‘ We begrijpen uw probleem mevrouw, maar de machine die dit moet corrigeren, is kapot.’ Machine?! Wat is dat nou voor kulverhaal? Wat voor hightech wondermachine kan dat wel wezen? Misschien dat jullie het al begrepen hadden, ik was zover nog niet. Het betreft hier een TIEPmachine. Waar dagen op gewacht moest worden. Totdat de TIEPmachine een negental x’jes door de foutief geschreven naam kon hameren.
Dan ben je dus alweer moeiteloos vierhonderd USdollar verder. Feit is dat de werknemers op Vreemdelingendienst allerliefst waren en zich ook halfdoodgeneerden. En feit is dat de voorspelling over die acht weken wachttijd niet uitkwam: de typemachine werd al enkele dagen later gerepareerd, de kruisjes gezet, de correcte naam erbij getypt en eindelijk kon de container komen, over dat hobbelige boschpad.
Na bijna vijf maanden verbouwen is er een paleisje ontstaan, met een beeldig, rond gastenverblijfje dat uitkijkt over de boomgaard, en een werkplaats waar de ware klusser slechts van kan dromen. Nu wordt er hard gewerkt aan een stellage voor de zonnepanelen. En daar is niet alleen om ecologische of economische motieven voor gekozen. Want die twee hadden al lang door hoe het in Suriname gaat: als de EBS eenmaal de stroom heeft doorgetrokken naar achteren, zal het slechts een kwestie van tijd zijn voordat hun hele laantje
aan weerszijden opengestoten en bebouwd wordt. En dat willen ze voorkomen. Want een boschhuis in een nieuwbouw villawijk, da’s niks natuurlijk.