De grondstoffenvloek
Wereldwijd is er een grote herverdeling van inkomsten aan de gang. In de tweede helft van 2014 is de prijs van olie gedaald met veertig procent. Dit heeft een enorme invloed op het inkomstenpeil van zowel producenten als consumenten. Ook in Suriname en de rest van Latijns-Amerika ondervinden we dat aan den lijve.
De leden van de Organisatie van Olieproducerende Landen (OPEC) en van andere oliestaten zoals Rusland, zullen met een stevige inkomensdaling te maken krijgen. Aan de andere kant betekent de prijsdaling voor consumerende landen juist een besparing. Voor China betekent iedere dollar prijsverlaging bijvoorbeeld een jaarlijkse besparing van 110.000 miljoen USdollar.
De oorzaken van de prijsdaling zijn bekend. Het energieverbruik is gedaald doordat de wereldeconomie maar weinig groeit. Tegelijk is het aanbod van energie drastisch toegenomen door nieuwe technologieën, zoals het winnen van schaliegas, die vooral in de Verenigde Staten worden toegepast. De VS hebben sinds 2008 hun olieproductie verhoogd met tachtig
procent. De OPEC-landen zijn goed voor een kleine veertig procent van de olieproductie wereldwijd.
Venezuela verkoopt schulden
Onder de olieproducerende landen zal in Latijns-Amerika de klap het hardst aankomen in Venezuela. Dat land slaagde er niet in de economie op peil te houden toen de prijs van een vat olie nog honderd USdollar bedroeg, laat staan nu een vat nog maar 62 USdollar opbrengt. Om de openbare uitgaven te bekostigen, zou Venezuela volgens economen meer dan 120 USdollar per vat moeten krijgen. De crisis kan de Venezolaanse regering dwingen tot een beperking van de zendingen ‘gesubsidieerde’ olie aan buurlanden zoals Cuba en Jamaica, met alle gevolgen van dien voor die landen.
Venezuela is al begonnen met de verkoop van schulden die de Dominicaanse Republiek en Jamaica in het land uit hebben staan aan de Amerikaanse investeringsbank Goldman Sachs. De krant El Nuevo Herald maakte deze transactie op 2 december wereldkundig, nadat er al langer geruchten de ronde deden. De handel gaat over de schulden die de landen hebben onder het olieprogramma Petrocaribe, dat voor een bedrag van 3,5 miljard USdollar gesubsidieerde olie levert.
De vier miljard USdollar schuld van de Dominicaanse Republiek heeft Venezuela nu voor 1,75 miljard USdollar aan Goldman Sachs verkocht. De Dominicaanse Republiek geeft vervolgens nieuwe obligaties uit en met de opbrengst daarvan betaalt ze de schulden aan Goldman Sachs. Voor Jamaica geldt een soortgelijke overeenkomst. Samen met Nicaragua
zijn de landen tien miljard USdollar schuldig aan Venezuela onder het programma Petrocaribe, waaraan dertien landen meedoen voor een totaal schuldbedrag van 14,5 miljard USdollar.
Venezuela is wanhopig op zoek naar buitenlandse valuta. De verkoop van olie zorgt voor 95 procent van de instroom van dollars. In het land is schaarste aan basisproducten; de meeste zijn nauwelijks in de supermarkten te krijgen. Buitenlandse investeerders dienen zich niet aan, nu het land in zwaar weer verkeert. Ook China laat het afweten. Om verdere
politieke en economische instabiliteit te voorkomen, is het aannemelijk dat het land binnenkort zal stoppen met het sturen van goedkope olie naar zijn bondgenoten. Het land heeft iedere dollar uit de verkoop van olie hard nodig.
Prijzen mineralen kelderen
Naast de olieprijs zijn door een stagnerende vraag in Europa en China ook de prijzen van mineralen, zoals goud, koper en ijzererts, de laatste drie jaar met ongeveer een kwart gedaald. In dezelfde periode kelderden de prijzen van koffie en suiker met een derde. Voor Latijns- Amerika wreekt zich zo de nog immer durende afhankelijkheid van de export van grondstoffen. Het Internationaal Monetair Fonds voorspelde in november dat de economische groei in 2015 niet meer zal bedragen dan 2,2 procent.
Het gevaar dreigt dat meer landen gaan bezuinigen op hun sociale uitgaven, iets waarvoor zelfs de Wereldbank in haar laatste rapport waarschuwt. Net als Cepal, de Economische Commissie voor Latijns-Amerika van de Verenigde Naties, dringt ze aan op verdere diversificatie van de economieën. Beter onderwijs, innovatie, een hogere arbeidsproductiviteit en versterking van het midden- en kleinbedrijf moeten zorgen voor een betere internationale concurrentiepositie en tegelijk voor meer werkgelegenheid, hogere lonen en meer belastingopbrengsten. Daarmee kunnen sociale investeringen worden betaald.
Ook al is Latijns-Amerika nog te veel een ‘grondstoffencontinent’, toch is de situatie nu rooskleuriger dan een kwart eeuw geleden, aan het einde van de jaren tachtig, het zogenaamde ‘verloren decennium’. Toen kampte het hele continent met een grote schuldencrisis, een zeer lage economische groei, een toename van armoede en in veel landen een hoge inflatie.
Dat laatste is nu vooral aan de hand in Venezuela en Argentinië. De armoede is dankzij sociale programma’s spectaculair afgenomen en de landen hebben reserves opgebouwd voor slechtere tijden. Anticyclisch beleid heeft de landen ook zonder grote problemen door de kredietcrisis van 2008 geloodst. Groot pessimisme lijkt dus niet nodig, maar voor een ontsnapping aan de ‘grondstoffenvloek’ is het wel de hoogste tijd.