Toekijan Soekardi (80) – Het zal nooit meer zoet worden
Toekijan Soekardi hobbelt enthousiast over de dunne houten planken die leiden naar de plek waar ooit de suikerfabriek van Mariënburg stond. De grond is drassig en de regen miezert naar beneden. Het kost enige moeite om de opmerkelijk fitte tachtigjarige bij te houden. Soekardi wijst naar een tekening in zijn schrift, waarin te zien is hoe het gebouw er vroeger uitzag.
Vlak voordat we bij de restanten van een immense machine aankomen, stopt hij. Een brede glimlach verschijnt op zijn gezicht. “Aan deze plek heb ik mijn mooiste herinneringen. We staan nu in de fabriek waar we elke zaterdagavond een movie night hadden. Op zaterdag
na werktijd schoven we alle suiker aan de kant, brachten we een matras of karton mee om op te zitten en keken we naar een film. Voornamelijk westerns met Roy Rogers of John Wayne; de enige ontspanning van de week.”
Soekardi is geboren en getogen op Mariënburg en kent iedere centimeter op zijn duimpje. Hij groeide op als enig kind. Zijn ouders kwamen vanuit Batavia als contractarbeiders naar Mariënburg. “In die tijd was het leven mooi op Mariënburg. Onze kampongs werden netjes onderhouden, we hadden een winkel, bakkerij en zelfs een school. Ik liep iedere dag blootsvoets naar school en ging later naar de stad om de ULO en de technische vakschool te doen.”
In 1954 kwam hij terug naar Mariënburg om te werken. “We hadden wel te maken met rangen. Ik moest mijn plek verdienen. Eerst als loopjongen en langzaam groeide ik door tot lasser en elektrisch vakman. Ik heb heel wat taken gehad in de veertig jaar dat ik hier werkte”,
lacht hij. Soekardi ging in 1994 met pensioen. Vier jaar later sloot de fabriek. Hij keek met pijn in zijn hart toe hoe de fabriek de afgrond naderde.
Een jaar of twee voor de Onafhankelijkheid besloten veel mensen de plantage te verlaten. “Overigens niet alleen hier, veel Surinamers besloten te vertrekken. Op Mariënburg werkten voornamelijk Javanen en Hindostanen. Creolen zag je niet. Ik besloot te blijven, omdat er niemand anders was om voor mijn ouders te zorgen. Na 1975 trokken de Hollanders weg en kwam er een nieuw Creools bestuur uit de stad. Vanaf die tijd ging het bergafwaarts met het management. Logisch ook, want deze mensen hadden nog nooit in een fabriek gewerkt en er was ook niemand meer om het ze te leren. Ook het tekort aan arbeiders zorgde voor problemen. In de goede tijd werkten hier tweeduizend arbeiders en produceerden we duizend ton suiker per dag. De productie kelderde steeds verder, totdat het niet meer rendabel was.” Zorgeloos van zijn oude dag genieten, is moeilijk voor Soekardi.
“Ik heb nooit een volwaardig pensioen gekregen. Het waren moeilijke tijden, waardoor mijn pensioen in snel tempo minder waard werd.” Zijn enige inkomsten, naast de AOV, komen nu van de fooien die hij verdient als gids. “Dat doe ik nu elf jaar en het is eigenlijk toevallig
zo gekomen. Ik liep hier destijds rond en toen vroegen toeristen of ik ze wilde rondleiden. Ik ben later officieel aangesteld als gids door de Surinaamse Cultuur Maatschappij NV, maar ik ontvang geen vast salaris. Ik ben puur afhankelijk van wat de toeristen me geven.”
Toch heeft Soekardi er sinds een jaar een kleine verdienste bij. Eentje waar hij apetrots op is. “In samenwerking met Anne Blondé heb ik in november 2013 het boek Plantage Mariënburg, van koffiebes tot rum uitgegeven. Hierin zijn al mijn persoonlijke verhalen en gegevens gebruikt die ik door de jaren heen heb verzameld.” Hij geeft ontroerd een klopje op zijn schrift. “Ik ben heel blij dat ik mijn herinneringen nu kan delen met anderen. Zo mooi als toen, wordt het nooit meer op Mariënburg. Ik zeg altijd dat er eerst een periode was van zuur naar zoet, maar dat de laatste dertig jaren in het teken staan van zoet naar zuur. En zoet zal het nooit meer worden.”