Herman August Groman
Paramaribo
25/02/1931 – 29/04/2014
Het schrijven van deze Memre is mij door de overledene zelf zeer vergemakkelijkt. Herman Groman schreef namelijk tien jaar voor zijn overlijden een autobiografie. Dat typeert hem, een zorgvuldig mens dat gerust als ‘open boek’ kan worden omschreven. In Mens en Maatschappij van de Ware Tijd van 26 augustus 2006, zegt Rosita Leeflang: ‘Een grappige man en rap van tong’. Het gedetailleerd vertellen, komt ook in dat artikel duidelijk naar voren.
Hij werd geboren als tweede zoon in het gezin van Albert Groman en Adolphina van Haren, en groeide op aan de Van Esveldstraat, een zijstraat van de Kwattaweg. Zelf zegt hij een prettige jeugd te hebben gehad. Vader Groman was timmerman, maar had ook een kostgrondje achter De Boerbuiten, waar bananen, zoete patat, cassave en meloenen werden geplant. Via een smal pad ging Herman vroeg ‘s morgen met zijn vader mee om de aanplant te inspecteren of te oogsten. Voor het werk begon, zocht zijn pa een grote meloen uit, die hij eerlijk verdeelde tussen hem en zijn zoon. De magen waren al gauw gevuld.
Groman trouwde op 27 augustus 1953 met Lucia Busropan. Zijn antwoord op de opmerking van Rosita Leeflang dat zijn vrouw er wat mollig uitzag, typeert hem: ‘Ik heb nooit van soepbeen gehouden, altijd van soepvlees.’ Op hun zestigjarig huwelijksfeest hebben hun vijf kinderen het bijzondere van hun ouders mooi verwoord. ‘Onze pa en ma hebben ons opgevoed met een familieband die niet stuk te krijgen is.’
Groman heeft veertig jaar bij de overheid gewerkt. Oorspronkelijk wilde hij smid worden, maar zijn peet Jacob van Dijk, die letterzetter bij drukkerij Olivieira was, wilde echter dat hij ook dat beroep zou uitoefenen. Voor een gulden per week mocht hij daar aan de slag. In 1947 begon hij als schrijver bij de Burgerlijke Stand. Zijn carrière werd later voortgezet bij de afdeling Prijszetting, het ’s Lands Hospitaal, de Geologische Mijnbouwkundige Dienst en het ministerie van Opbouw, nu Natuurlijke Hulpbronnen. Studeren deed hij tussendoor. Zo doorliep hij de surnumerairsopleiding en de driejarige ambtenarenopleiding via de Surinaamse Rechtsschool.
Korfbal, atletiek en zwemmen beoefende hij actief, en ook als bestuurslid van sportorganisaties heeft hij zijn sporen verdiend. Herman mocht zich tevens inzetten als lid van de sociale vereniging Gado Tjo, de Krediet Coöperatie GMD en na zijn pensionering als voorzitter van de Belangenbehartiging Gepensioneerden uit Overheidsdienst (BBGO). Hij richtte samen met Hélène Berggraaf de Stichting Solidariteitsfonds Seniore Burgers op, die een fonds beheerde ter ondersteuning van seniore burgers die het niet breed hadden. Patricia, zijn dochter, zegt kernachtig over haar pa: “Wat we vooral van hem geleerd hebben, is respect te hebben voor de medemens en voor meer dan honderd procent te gaan voor ons doel.”