Lusteloos op Langetabbetje
Televisiekijken. Rondhangen. Tori’s vertellen. Met het mobieltje spelen. Veel meer valt er tegenwoordig niet te doen op Langetabbetje, een eilandje in de Marowijnerivier, tweehonderd kilometer ten zuidoosten van Paramaribo. Het dorp is leeg en troosteloos. Veel huizen vervallen, of op zijn minst verlaten. Kostgrondjes kwijnen weg onder de bloedhete zon. De weinige mensen die er nog rondlopen, zijn ofwel piepjong, of gepensioneerd. Een beroepsbevolking is er niet. En dat is vreemd.
Ooit was Langetabbetje een bruisende gemeenschap met meer dan vijfhonderd inwoners. Het is relatief vlot bereikbaar met de auto, heeft een eigen airstrip en ligt prachtig tussen enkele groene heuvelruggen en bij verschillende sula’s. Het is bovendien een mythologische plek. Het dorp herbergt de residentie van de granman van de Paramaccaners, sinds februari 2010 Samuel Forster.
“Vroeger was het hier een drukte van jewelste”, mijmert Ezechiel Paulus (74), ooit in dienst van het Bureau Openbare Gezondheidszorg, waarvoor hij bloedmonsters van plaatselijke schoolkinderen afnam en die naar de stad stuurde, ter controle op malaria. “De ellende begon toen die vieze, vuile oorlog van Bouterse en Brunswijk uitbrak. De mensen waren doodsbang, het dorp liep leeg. Tientallen inwoners vluchtten naar Frans-Guyana en keerden nooit meer terug.” Maar niet alleen de Binnenlandse Oorlog heeft het gebied ingrijpend veranderd. De verbeten zoektocht naar goud heeft net zo goed wild om zich heen geslagen.
Een reportage, in het juninummer van Parbode. Nu in de winkel.