Slangen in Suriname
Veel Surinamers hadden tot voor kort nog nooit van de Nederlander Bert Abuys gehoord. Totdat president Desi Bouterse hem een kleine twee jaar geleden tijdens de Srefidensiviering in Para een onderscheiding gaf. Navraag leerde dat hij voor de onafhankelijkheid jarenlang in ons land vertoefde als uitgezonden militair van de Troepenmacht in Suriname (TRIS). Maar bovenal legde hij in die tijd de basis om zich tot de slangenexpert van Suriname te ontwikkelen.
Hij bestudeerde de reptielen nauwkeurig en legde zijn veldwerk vast, onder meer via een 21-delige serie in het blad Litteratura Serpentium. In 2003 verscheen uiteindelijk het boek De Slangen van Suriname en de andere Guyana’s, een standaardwerk dat alom wordt geprezen.
Vaco leek het een goed idee om Abuys een vereenvoudigde versie hiervan te laten maken en uit te geven. Slangen in Suriname is daarvan het resultaat. Een toegankelijk en zeer informatief boek, zonder al teveel wetenschappelijke termen die voor een leek onbegrijpelijk zijn. Voor wie doodsbenauwd is voor slangen, is dit boek wellicht geen aanrader. Of misschien juist wel: Abuys brengt vooral het nut en de schoonheid van de slangen voor het voetlicht en probeert daarmee af te rekenen met, wat hij noemt, de vooroordelen en angst die onder een deel van de Surinaamse bevolking bestaan ten aanzien van slangen.
Waar je in Suriname ook woont of gaat, de kans is reëel dat je een slang tegen het lijf loopt. Veel mensen raken dan in paniek, maar meestal onterecht. De meeste slangen vormen geen enkele bedreiging, ze zijn vaak zelfs nuttig. In het voorwoord haalt Abuys een anekdote aan om dat aan te tonen: in buurland Guyana werd een kwart eeuw geleden een bananenplantage geteisterd door een slangenplaag. Daarop besloot de leiding om iedere arbeider die een slang doodde, een beloning te geven. Na twee jaar was het bedrijf verlost van de slangen (en een hoop geld). De daaropvolgende oogst werd echter een complete mislukking, Muizen, ratten en awari’s hadden opeens vrij spel en deden zich tegoed aan de bananentrossen.
In de wereld komen voor zover bekend zo’n drieduizend verschillende soorten slangen voor, verdeeld over dertien familiegroepen. Vertegenwoordigers van acht van die families zijn ook in ons land te vinden. Abuys heeft ze keurig gerangschikt: van woelslangen tot grote wurgslangen, van ringslangachtigen tot groefkopadders en van koraalslangen tot wormhagedissen. Die laatste groep valt onder de categorie hagedissen, maar worden vaak aangezien voor slangen. Reden voor de schrijver om ze toch maar op te nemen.
Iedere slang wordt tot in detail beschreven: kleur, lengte, wel of niet giftig, waar ze voorkomen, wat ze eten en (waarschijnlijk vooral voor liefhebbers in Nederland) of ze al dan niet in gevangenschap kunnen worden gehouden. Van iedere slang zijn de namen in het Sranan, Nederlands en Engels vermeld. De prachtige foto’s verschaffen extra duidelijkheid en zijn een lust om te bestuderen.
Achterin het boek is een nuttig hoofdstuk opgenomen waarin te lezen valt wat je moet doen als je door een slang bent gebeten. Altijd handig als je de pech hebt om met een exemplaar in aanvaring te komen en het voorkomt dat je datgene doet wat je juist niet moet doen. Een verklarende woordenlijst met ingewikkelde (en toch een beetje wetenschappelijke) woorden completeert het geheel. Abuys heeft voor dit boek monnikenwerk verricht en natuurliefhebbers een grote dienst bewezen. De onderscheiding van de president heeft hij nu zeker dubbel en dwars verdiend.
Slangen in Suriname, Bert Abuys, 2015, Vaco Uitgeversmaatschappij, ISBN 978 99914 0 090 7