Kibbelen en knarsentanden
Javanen spelen een niet weg te denken rol in de politiek en hebben niet zelden een coalitie aan een meerderheid geholpen. Maar de Javaanse politiek staat ook symbool voor onderlinge verdeeldheid, zeker in de afgelopen twee decennia. Binnen geen enkele etnische groep zijn zoveel strubbelingen geweest, politici overgelopen en afsplitsingen van bestaande partijen ontstaan.
De eerste Javaan die zich met succes op het politieke pad begaf, was ‘bapak’ (vader) Iding Soemita. In 1925 kwam hij vanuit West-Java als zeventienjarige knaap naar Suriname, waar hij op 25 oktober arriveerde. In 1946 richtte hij de politieke partij Persatuan Indonesia op, die in april 1949 overging in de Kaum Tani Persatuan Indonesia (KTPI, ‘Indonesische Boerenpartij’). Die partij bestaat nog steeds, al is de naam inmiddels wel gewijzigd in Kerukunan Tulodo Prenatan Inggil (‘Partij voor Nationale Eenheid en Solidariteit’). Bij de verkiezingen van 1949 behaalde de KTPI twee zetels, waarvan een voor Soemita. Hij wordt vaak in één adem genoemd met Jopie Pengel en Jagernath Lachmon. De drie werden gezien als vaandeldragers van de zo geroemde verbroederingspolitiek, wat er in het kort op neerkwam dat zij er het belang van inzagen dat de drie belangrijkste etnische groeperingen met elkaar samenwerkten. Soemita werd in de krant De Surinamer van 21 maart 1950 als volgt beschreven: ‘Hij is een echte Javaanse figuur van 39. Mager en opverend als een spiraal, maar ook hoogvliegend en doelbewust strevend. Spreekt gebrekkig Nederlands wat aan hem niet te wijten is, maar richtte voor zijn landgenoten een avondschool op, waar hoofdzakelijk Nederlands wordt onderwezen. Door zijn organisatie zijn ook enige dessa scholen opgericht. Soemita zelf heeft slechts de lagere school doorlopen, maar zijn natuurlijke aanleg dreef hem zelf naar voren in de maatschappij en daarmede voert hij ook zijn volk op tot een hoger peil van ontwikkeling’.
Iding werd op handen gedragen door de Javaanse immigranten, die toen nog relatief kort in Suriname waren, en hun nazaten. Zij waren blij dat ze via ‘bapak’ enigszins werden gehoord. Ook na zijn veroordeling wegens verduistering in 1956 (zie pagina 35) kon hij bij hen niet stuk: in 1958 behaalde de KTPI twee zetels. Pas nadat de partij bij de verkiezingen in 1967 zetelloos bleef, bleek zijn magie van uitgewerkt. Hij gaf het roer toen in handen van zijn zoon Willy.
Verder lezen? Koop dan nu de Parbode. Nog tot eind deze maand in de winkel en daarna verkrijgbaar via de redactie.