Asha Mungra: Ik denk dat ik een te vrije geest ben
Hoe een lief Hindostaans meisje veranderde in een mondige meid, of hoe aanleg en milieu Asha Mungra maakten tot de bewuste, onafhankelijke vrouw met een vrije geest die ze nu is. ‘Ik ben geen volgeling, en ook geen wajangpop.’
A ls jongste van zes kinderen groeit Asha op in een grote familie van opa, oma, ooms, tantes, neefjes en nichtjes. Haar opa had zeventien kinderen, Asha’s vader was de oudste. Het ouderlijk huis stond aan de Zwartenhovenbrugstraat. “We hebben geen traditioneel Hindostaanse opvoeding gehad. Mijn opa had als kind in een roomskatholiek internaat gezeten, en mijn vader was in zijn tijd misdienaar. Mijn opa was een sterke persoonlijkheid en heel progressief. Hij vond: je bent Hindostaan, maar het is op de eerste plaats belangrijk dat je Nederlands leert praten voor je ontwikkeling. Twee: het is goed dat je Surinaams kan spreken, om met het volk te kunnen communiceren. Ten derde is het leuk als je Hindostaans kan praten, maar het móet niet. In onze buurt woonden veel Creolen en Javanen, dat waren onze buren, onze vrienden. Wij zijn opgevoed in een multiculturele omgeving met veel Creoolse invloeden.”
Via Tante Alex, een dikke Creoolse vroedvrouw, maakt Asha niet alleen kennis met de Creools-Surinaamse keuken, maar leert ze ook tal van Creoolse gebruiken, zoals het dragen van een blauwe band bij het overlijden van een naaste en het schenken van bier op het erf voor Moeder Aarde, a ma fu a gron, tijdens de jaarwisseling. Op vierjarige leeftijd gaat Asha naar de Rosaschool. Ze speelt de engel Gabriël in een kerstspel. Haar vader leest verhalen uit de Bijbel, de Koran en de Veda’s. Verhalen die een bijdrage kunnen leveren aan je geestelijke ontwikkeling. “Ik heb wel geleerd dat er een god is, maar niet geleerd om in hokjes te denken. Mijn opa en mijn vader waren vrije denkers, Arya Samajists, aanhangers van de Vedische filosofie. Een van de basisprincipes is gelijkwaardigheid van mensen en het opkomen voor vrouwenrechten. Die levensbeschouwing hebben ze ons ook meegegeven. Zo wilde mijn tante, het zusje van mijn vader, vroeger graag dokter worden. Dus heeft mijn vader alles gedaan om haar financieel te ondersteunen. Zij was de eerste Hindostaanse vrouw in ons land die arts werd en, heel bijzonder, zij was bovendien de eerste die zich specialiseerde. Mijn vader en mijn grootouders hebben ons altijd gestimuleerd om op eigen benen te staan, je hand niet op te houden. Studeren en schoolprestaties waren heel belangrijk. Presteerde je goed, dan kregen we lekkers, prestaties werden beloond. Na de middelbare school moest je naar het buitenland gaan om te studeren, want je moest een wereldburger worden, niet klein denken.”
Verder lezen? Koop dan nu de Parbode. Nog tot eind deze maand in de winkel en daarna verkrijgbaar via de redactie.