Scharlaken rode borstpartij
De reden voor het bezoek aan Eric Graanoogst was tweeledig. Aanleiding een: voor de meer ondernemende gasten van ons resortje bieden we een pakket aan: romantische picknick aan boord van de motorsloep Pikin Gudu, historische wandeling door Groningen, ritje door landelijk Saramacca, boswandelingetje, vroege vaart op het scheepje, zodat je alle aapjes, toekans, zeekoeien en een incidentele luiaard in de bosschage aan de oever kan bewonderen. Inclusief alle maaltijden best een leuk aanbod, maar: het pakketje is open voor uitbreiding. anleiding twee: onze dierbare vriend M. heeft schitterende volières met nog mooiere vogels, allen lokaal. toekans, uilen en er werd – totaal toevallig – toen we bij hem zaten te eten een licht gewonde harpijarend afgeleverd. Die kwam terecht in de kooi waar al zo’n kwaadaardig maar beeldschoon bakbeest zat.
De laatste keer dat ik bij hem op bezoek was, vertelde hij dat hij zowel de arenden als de rotshaantjes had weggegeven aan zijn vriend en mede-vogelgek Eric Graanoogst. Die naam kende ik, hij is (legaal) internationaal handelaar van inheemse vogels, maar het zou toch niet zo ver gaan dat hij die prachtexemplaren naar het buitenland zou verkwanselen? Nee, nee, werd me verzekerd, integendeel, hij was bezig om van zijn terrein een soort parkje te maken. De dieren werden goed gehuisvest, er zouden paadjes komen, en een grotere kooi…
Ik heb Graanoogst in het verleden een paar keer gebeld of ik niet met gasten langs kon komen, of ik zelfs zijn attractie niet in ons pakket zou kunnen opnemen. Maar nee, hij kon ons nog niet ontvangen, hij was nog zo druk bezig. Nou, vorige week heeft onze schipper Harry, die daar met zijn vrouw en schoonmoeder al jaren kind aan huis is, gebeld: we komen and we don’t take no for an answer.
Het is ergens op de Javaweg (in de buurt van Lelydorp), je ziet het niet als je uit je autoraampje hangt. We kwamen ook binnen via de verkeerde entree, bij de kwattaaap van het gezin, en de kooien met schreeuwende ara’s, geelblauw en betoverend rood-groen, krijsend of ze daar lol in hebben (wat natuurlijk ook het geval is) en opeens was daar de baas. Hij is de meest hoffelijke en beminnelijke ornitholoog denkbaar. En trots. trots op een kooi van vijftig bij dertig meter in omtrek, met een hoogte van acht meter. Met een loopbrug van zo’n drie meter de lucht in, een soort canopy over lage boomkruinen. Alles overdekt met gaas uit Nederland (garantie: 25 jaar). En met binnen zo’n zestig koppels van vogeltjes uit het binnenland, in de bontste kleuren en de elegantste uitmonstering. Het geheel wordt gecompleteerd met keurige paadjes, waarlangs bessenboompjes die de vogeltjes in alle seizoenen van voedsel voorzien. Daarnaast en eromheen is er een milde, gecontroleerde jungle met palulu en jungle king (een ontzagwekkende variant van de bokkenpoot).
We gingen samen de deur door en twee aanbiddelijke bambi’s wachtten ons op, hertjes op tere, hoge, wankele pootjes, waarvan het ene dier nog wat schuw, maar het ander zo aanhalig is dat ze ons door het struikgewas de hele wandeling bleef volgen. Goed, we zijn nu binnen die volière, en ik zie… niks. Eric Graanoogst wijst: ‘Daar! Die kardinaal, het is nog een jonkie, dat oranje wordt felrood als hij geslachtsrijp is!’ En: ‘Hoor je die kolibrie?! Hij moet echt vlakbij zijn, we hebben vier soorten, maar oei, wat zijn ze snel! Kijk! Kijk, daar gaat-ie.!’ Aanvankelijk zie ik vooral rode achterlichtjes. Zoveel blad… Maar Graanoogst heeft het geduld van de natuurvorser en wacht tot ik, tussen de blaadjes door, een fluorescerend blauw buikje zie, een scharlaken rode borstpartij, een gele ondervleugel. ‘Vogelspotters gaan hier op een bankje zitten, de hele dag, met zo’n toeter van een zoomlens, en uiteindelijk komen alle soorten wel voorbij.’
En dat zijn dan vogels die bij ons allemaal weleens op het erf broeden, zoals de banabeki, de blauw forki (2 soorten) en – per ongeluk – een grietjebie (die is letterlijk door de mazen van het net naar binnen geglipt), maar dus ook hele bijzondere soorten, felgekleurd en alleen te vinden in het diepe binnenland; uiteindelijk zie je ze allemaal langs komen. Betoverend.
Na eindeloos dralen, wijzen, verbazen, lopen we naar buiten. Aan de achterkant, waar het grondwerk voor de volgende giga-kooi al in gang is gezet, met kuilen voor vijvers en poelen, wijst Graanoogst op de volgende volière, die voor de rode ibis, 25 bij vijftig meter in omvang… En binnenkort komt zijn laatste mega volière, die voor de wel heel uitzonderlijke rode rotshaan. Volgens Graanoogst zal LBB hem ontheffing geven voor het houden van die zeldzame en zeer beschermde vogels, omdat hij zo professioneel aan de voorwaarden voldoet.
Nu al kom je ogen tekort. De kooi voor de twee harpijarenden; bij vriend M. konden ze van tak naar tak hippen, hier vliegen ze meters met die fabelachtig machtige vleugels. Voor het eerst hoor ik hun kreet, zachter dan verwacht, en ik probeer die in mijn geheugen te prenten, zodat ik onze Saramacca Gonini beter kan spotten…
Er is een schitterende kooi met vooral rood-groene raven (ara’s), Ze vliegen heen een weer, terwijl de avondzon hun veren in vlammen zet. Ik vraag of het eigen kweek is, in verband met de export. Maar nee. Hij wil wel een fokprogramma beginnen. (De borstveertjes moeten dan, versgeplukt, naar Nederland worden gestuurd om het geslacht te bepalen.) ‘Maar dan, als er een eitje gelegd is, moet LBB dat controleren, het jong dat eruit komt moet geregistreerd worden, en ja, dan mag ik het dier aan het buitenland verkopen.’
Zo streng, zo zorgvuldig gereguleerd, je zou er optimistisch van worden. Graanoogst: ‘Maar als het jachtseizoen is geopend, dan zijn raven vogelvrij. Dan schieten onze nieuwste immigranten, de Chinezen, ze bij Coppenamepunt of bij Batavia bij honderden uit de lucht. En wat in de zwamp valt; ze nemen niet de moeite om die op te rapen, ze vissen slechts wat er nog drijft in de rivier…
‘Mijn vader was een jager. Ik heb het vlees van ara’s gegeten. taai vlees, maar als je het lang kookt, met tayerblad en sopropo… Ja, dat was lekker. Maar sinds ik op deze manier met die dieren omga… ik heb al in geen twintig jaar meer vogelvlees gegeten.’