Kenneth Graskamp, kunstschilder en bouwvakker
“Ik begon op mijn vijftiende met schilderen, 35 jaar geleden. Mijn moeder zag dat ik talent had en wilde dat ik me ging inschrijven. Ik koos voor de opleiding van Nola Hatterman, maar juist op de dag dat ik erheen ging, was ze thuis in Brokopondo, want de school had vakantie. Ik kon niet wachten, daarom ben ik naar de tekenschool van John Lie A Fo gegaan in de Keizerstraat. Er stonden daar nog allemaal houten huizen, naast waar nu John Ziel Paints is. Lie A Fo woonde daar, en was ook lijstenmaker. Zo leerde ik veel kunstenaars kennen, omdat ze daar werk kwamen inlijsten en ook bleven kletsen; oudere kunstenaars als Cliff San A Jong en Soeki Irodikromo.”
We kenden John Lie A Fo niet zo goed, maar als we gaan zoeken, zien we dat het verhaal van Graskamp klopt: in 1945 in Paramaribo geboren, werkt Lie A Fo in de jaren 60 als muzikant in Nederland, volgt kunstopleidingen in Antwerpen en Den Haag, en vestigt zich in 1979 weer in Suriname. Kenneth Graskamp is dan een jaar of vijftien, een jonge jongen nog. Daar aan de Keizerstraat is zijn loopbaan begonnen.
“Ik deed overdag de LTS, leerde voor de bouw, maar wilde liever schilderen. Dat mocht van mijn moeder en zo kwam ik bij Lie A Fo terecht. Daarna ben ik ook nog naar de kunstacademie gegaan, de AHKCO, toen nog aan de Anton Dragtenweg. Ik was daar een jaartje, en heb daarna nog drie jaar op de Nola gezeten, waar Rinaldo Klas en Paul Woei lesgaven. Nola zelf is in die periode overleden (1984, red.), maar de opleiding bleef bestaan, toen nog aan de Sophie Redmondstraat. Het was een mooie tijd, ik leerde Marcel Pinas en George Struikelblok kennen, zij waren ook student. Toch ben ik eerder gestopt, het duurde me veel te lang. Ik las kunstboeken en ging zelf experimenteren. Als je talent hebt, moet het niet zo lang duren. Ik ga altijd meteen op het doel af, wil alleen dingen leren die ik nodig heb, meer niet.” Worden veel mensen met deze instelling zakenman, Kenneth Graskamp is zo kunstschilder geworden.
Toen we een afspraak met hem wilden maken, bleek dat moeilijk, want: “Ik werk in de bouw, elke dag van 7 tot 7 en op zaterdag tot 2 uur in de middag.” Hoe kan iemand dan nog kunst maken, vroegen we ons af. Toch blijkt het zo te zijn. De kunstschilder werkt inderdaad zoveel uren bij aannemer Harbert aan de nieuwe Amerikaanse ambassade in Paramaribo-Noord. Hij vlecht ijzer en plaatst ramen, die grote kogelvrije, en praat erover alsof het niets is: “Het gaat snel, volgend jaar is het klaar. Dan gaan ze door naar FransGuyana, want er komt ook een nieuwe ambassade daar.” Toch heeft hij tijd te schilderen, alleen op zondag dus. Maar: “Ik werk snel. Moet voor de Kunstbeurs nog twee schilderijen maken, maar zodra ik het idee heb, gaat het snel. Expres, om het idee niet te verliezen.”
Honderden kunstwerken gemaakt hebben en tegelijkertijd in de bouw werken, klinkt ongelooflijk. Het blijkt ook iets anders te liggen. “Ik zit pas drie jaar in de bouw, daarvoor leefde ik alleen van kunst. Van 1993 tot 2012, bijna twintig jaar dus. Mensen kwamen meestal naar ons toe, kochten bij ons thuis, in het kamertje naast de buurtwinkel van mijn vrouw. Door die grote Chinese supermarkten stopte ze. Nu zit ik zelf in de winkel.
“Mijn eerste tentoonstelling was met Michel van Bossé, in 1993. Terwijl het zo’n schaarse periode was, verkochten wij juist veel. Wij tweeën zijn trouwens begonnen de prijs in buitenlandse valuta te zetten. Niemand deed dat, maar de geldontwaarding was enorm. Kwamen ze met grote bundels papiergeld. Mensen waarschuwden ons, want het mocht eigenlijk niet in USdollar, maar daarna gingen alle kunstenaars het doen, nog steeds.”
Zo ging het jaren zijn gangetje. Af en toe een koper aan huis en soms een expositie, tot in het buitenland aan toe, zoals ‘The first Surinamese art exhibition in Sweden’ in 2006, met Hugo Reemnet, Robby Autar, Paul Woei, Soeki Irodikromo en Michael Wong Loi Sing. Dat het in Zweden was, kwam niet uit de lucht vallen; Mavis Faverey, de Surinaamse honorair consul daar, regelde het. Het meeste werk hangt uiteraard in Suriname, bij vaste kunstkopers als de DSB bank, de vroegere RBTT en de Centrale Bank. Wie weet straks ook in de Amerikaanse ambassade. Graskamp weet wel een plekje.
Elk jaar staat hij op de Nationale Kunstbeurs, deze keer ook met nieuw werk. Veel kleuren, maar meer ‘semi abstract’, zoals hij het zelf noemt. Nieuw is ook het driedimensionale effect dat hij bereikt door scherpzand met verf te mengen en het op canvas te lijmen, zo worden het haast beelden. Over thema’s denkt hij losjes. “Ik schilder wat ik zie, over dingen die ik dagelijks meemaak. Ik heb geen vaste stijl, want ik wil me niet binden, wil vrij zijn. Ik zie niet veel kunst, is ook beter, wil het vanuit mezelf laten komen. Het gaat niet meer om het perfect kunnen tekenen, zoals vroeger, toen ik meer natuurgetrouw schilderde, bijvoorbeeld toen ik meedeed aan het project Rainforest. Dan komt zo’n toekan precies.”
Als we zijn werk bekijken, opperen we zelf twee thema’s, ‘muziek’ en ‘moeder’. Dat zal kloppen, want hij reageert spontaan in oneliners: “Het maakt niet uit of je rijk bent of arm, maar muziek brengt een land in vreugde”. En over moederschap: “Je hebt oudere mensen, toch lijkt het of ze nog aan de borst moeten, zo belangrijk is die moeder geweest.”
graskamp65@gmail.com