Vragen over onze etnische relaties
Hoe leven etnische groepen met elkaar in een land waar ze na generaties nog duidelijk herkenbaar zijn? Hoe komt het bijvoorbeeld dat de ene etnische groep daarbij niet alleen onderling, maar ook met andere groepen niet goed overweg kan? Concreet: er is vanaf de komst van de Chinezen naar ons land een redelijk goede relatie geweest tussen hen en de ex-slaven en hun nazaten. Vele Chinese immigranten trouwden zelfs hun Creoolse concubine en erkenden de kinderen. De Chinese winkelier wordt nog altijd omu genoemd.
Waarom gebeurde dit niet in die mate vanaf het begin tussen bijvoorbeeld de Brits-indische immigranten en de geëmancipeerde slaven, later Creolen genoemd? Waarom vlogen die twee groepen elkaar in ons buurland behoorlijk bloedig in de haren en moest er, onder het mom dat dit in suriname voorkomen moest worden, in 1954 een politiek pact (de Verbroederingspolitiek) tussen Pengel en lachmon, de politieke leiders van deze twee etnische groepen, worden gesloten? Dit pact hield overigens tot 1967 stand, toen de nPs met een andere Hindostaanse partner een coalitie vormde. en net vóór de onafhankelijkheid vlogen beide groepen elkaar op het nippertje net niet bloedig in de haren, dankzij de politieke redder-in-nood, George Hindori.
En waarom klikt het niet zo goed tussen Hindostanen en Marrons, terwijl beiden zoveel gemeen hebben (harde werkers, spaarzaam tot het gierige, honger naar grond, valuta en goud, trots op eigen taal en cultuur enz.)? Of is het juist vanwege die gelijknamige polen dat ze elkaar niet zo mogen, terwijl er genoeg voorbeelden zijn waar leden van beide groepen heel goed en heel lang met elkaar kunnen samenwerken en samenleven? Het beste voorbeeld is bij een overbekende Hindostaanse bouwmaterialenzaak, waar ik als kleine jongen al opmerkte hoeveel Marrons (toen dj..ka’s genoemd) daar tot in topposities werkten.
Hetzelfde tussen Creolen en Hindostanen: genoeg voorbeelden van hechte vriendschap, samenwerking en huwelijken en het smullen van elkaars etensgerechten: bruine bonen, pom (dan wel met kip), roti met alles d’r op en d’r aan, kwikwi in masala. Maar desondanks weigert de ene de taal van de andere te spreken, terwijl de andere die van de ene dagelijks gebruikt.
En waarom kunnen Javanen, Chinezen en zelfs Guyanezen, Haïtianen en Brazilianen met alle andere etnische groepen redelijk goed opschieten, zonder daarbij hun identiteit kwijt te raken? tot slot mijn hoofdvraag: waarom worden deze vragen niet wetenschappelijk onderzocht door onze wetenschappers? uit vrees voor de uitkomst?