Vaar wel Mi Gudu
Het is gedaan, volbracht, jeux sont faits oftewel deles teerling is geworpen: onze Mi Gudu is verkocht, dat prachtige, voor de regio eigenlijk veel te luxueuse riviercruiseschip met haar elegante hutten, elk met eigen badkamer, airco en romantische patrijspoorten, met die geweldige gelambriseerde zitzaal en die onwaarschijnlijk compacte kombuis (keuken), waarin toch alles aanwezig is; van horeca-afwasmachine tot ijsblokjesmaker (mijn grote trots!). Allemaal bedacht, ontworpen en in Suriname gebouwd door René en zijn ploeg.
Deze morgen vond de proefvaart plaats met belanghebbenden en gecertificeerde specialisten, en de heren waren diep onder de indruk. Grappig: de oudste twee keurmeesters, die verwoed op het beeldschermpje van de dieptemeter tikten, er daarna met hun vingers over veegden; alsof het hier een hedendaagse touch screen was. terwijl de dieptemeter al tien jaar oud is en bovendien: vrijwel het enige onderdeel van Mi Gudu dat niet meer werkt. Een van hen had zelfs een stethoscoop op zak, die hij te luister legde tegen de wanden van onze (volledig gereviseerde) DAf motor; de tranen sprongen hem bijkans in de ogen, zo gelijkmatig (‘strak!’) ploften de cilinders. En, ja, ik voelde ook wel wat traanvocht dringen. omdat René eigenlijk nu pas, na al die jaren, zo veel erkenning kreeg. Zo veel complimenten. Zo veel ontzag voor zijn vakmanschap. op de een of andere manier was hem dat in de afgelopen tijd hier in Suriname niet zo erg gegund.
Wat overigens niet de reden was dat hij van het schip afwilde. Mi Gudu was nooit een Droom, nooit dat Ene Ding wat een Mens in Zijn Leven Nog Moet Voltooien. Ze was eigenlijk meer een ideetje, ontstaan toen we hier vele jaren geleden op huwelijksreis kwamen en René’s hernia ons belemmerde om over land nog veel tripjes te maken. terwijl een vaartocht, anders dan met de gammele Lady Blue, op de rivieren niet te vinden was. Gat in de Markt! Moesten wij dat niet vullen?! Zo ontstond het plan en kochten we gezellig bij Kasco aan de Heerenstraat schetsboek, potloden en veel gummetjes. In ons pensionnetje hebben we eindeloos en vreselijk genoegelijk zitten schetsen, dagdromen, rekenen. Waren we aan het luchtfietsen, zoals vrijwel elke toerist op zijn eerste reis naar Suriname schijnt te doen? of had het plan levensvatbaarheid? Achteraf kunnen we zeggen: ja en nee. Het schip is er daadwerkelijk gekomen, maar succesvolle zakenlieden waren we niet en werden we evenmin. In Paramaribo heeft ze nog wel de nodige tripjes gevaren, maar toen we met haar naar Saramacca verhuisden en ze uit het zicht verdween, waren de jaarlijkse charters maar net op twee handen te tellen. En hadden wij ook eigenlijk allang geen zin meer om mee te varen.
Dus gaat ze ons nu verlaten. Ruilt ze ons in voor baasjes die haar echt ten volle zullen exploiteren. En daar hebben we vrede mee.
Maar met het naderende afscheid worden we toch overvalllen door weemoed en een schat aan herinneringen; hoe we, nadat we bij een volgend bezoek aan Su toestemming hadden gekregen om invoerrechten vrij te importeren, met mijn zeventien jaar oude Suzuki door het land tuften, om bij een hoogst laatdunkende, onuitstaanbare werfdirecteur een schip te ontwerpen en aan staalplaten te laten snijden; ik ergerde me zo verschrikkelijk aan die neerbuigende houding, dat ik uiteindelijk niet meer mee mocht. Nadat René’s varende woonschip in Amsterdam verkocht was, mochten we in de zomer van 2003 met een goed gevulde beurs in een soort horecaluilekkerland ons fornuis uitzoeken, en de gekoelde werkbank, en de vriezer, o ja en zo’n hangende sproeikop voor de wasbak leek ons ook heel handig. friteuse? Ach, doet u maar. Inclusief afzuigkap, dan, hè? Professionele afwasmachine die in 2 minuten de vaat doet? Pak maar in, hoor. En ach, die ijsblokjesmachine, was die niet schattig?!
We bestelden de Daf-motor in Dordrecht en kwamen geregeld kijken hoe die helemaal uit elkaar gehaald en in elkaar gezet werd; pas in de winter trokken we er weer in mijn bejaarde auto’tje naar toe om hem, terwijl we stonden te rillen van de kou, onder een afdak aan een kanaal te zien en horen snorren. En al die spullen, tot aan de patrijspoorten aan toe, kregen we pas weer in Suriname te zien, btw-vrij verscheept door al die bedrijven.
We gingen bouwen aan de Saramaccadoorsteek, bij het staalbedrijf waar onze nieuwbakken vriend Maarten van der Jagt op dat moment bedrijfsleider was. Vanaf het moment dat de containers arriveerden, brak voor René een spannende en zware tijd aan; elke ochtend om zeven uur in de Hilux de hele stad doorkruisen om met zijn bescheiden bouwploeg systematisch dat waanzinnig grote schip te gaan bouwen. In een periode waarin het regenseizoen het liet afweten en René zo veel zweette dat hij als een dronkenman liep te zwalken en van de duizeligheid niet meer dorst te rijden: stokerskramp, zo diagnostiseerden ervaren machinisten die zich nog de verhalen herinnerden over hoe de machines van stoomboten in de loeihitte door stokers aanhoudend volgeschept moesten worden. Remedie: zout, zout en nog eens zout.
En ik? tja, dat was ik in die hele drukte van de voorbereidingen eigenlijk even vergeten: wat moest ik zo lang doen?! Van drukbezette journaliste werd ik opeens getransformeerd tot een lanterfanterende huisvrouw die met andere Nederlandse vriendinnen overdag rondhing op oase of ging winkelen in die duffe Domineestraat. Niet echt bevredigend… Wat was ik blij dat ik in december van dat jaar de aanbieding kreeg om hoofdredacteur van Paramaribo Post te worden! En dat, toen dat blad na een half jaar ophield te bestaan, ik een mail van ene Jaap Hoogendam uit Nederland kreeg met het voorstel een nieuw opiniemaandblad op te zetten! tien jaar geleden alweer dat we, binnen drie weken, het eerste nummer met Alice Amafo op de cover aan de wereld konden presenteren. Het grappige is dat we kort na dat debuut onze eerste proefvaart binnendoor naar Nickerie konden maken; ik heb er uitvoerig in Parbode verslag van gedaan.
Wat hebben we in die tijd veel lol gehad, zowel met het schip als op de redactie! Gouden jaren waren het!
Maar ach, met Parbode heb ik al jaren nog maar nauwelijks bemoeienis; toen we verhuisden naar de Saramaccarivier was de afstand te groot voor een betrokken hoofdredacteurschap. En Mi Gudu is eigenlijk ook al een gesloten hoofdstuk, ook al lag ze hier zo vertrouwd voor de deur. Dus ik vermoed dat haar vertrek pijnloos zal zijn, hoewel afscheid nemen altijd weemoedig maakt.