Sakasaka: de verdubbeling
In het Nederlands komt woordverdubbeling voor, bijvoorbeeld in: ‘Zijn speech vond ik maar zozo.’ Of: ‘Hij laat alles maar blauwblauw.’ Het verdubbelde woord betekent daarbij wat anders dan de enkele vorm. In het SurinaamsNederlands hoor je zeggen: ‘Kom, sta op, doe ook wat; je bent hier niet voor mooi-mooi.’
In het Sranan komt de verdubbeling vaak voor. Een bekend voorbeeld is sakasaka oftewel ‘bezinksel, drab’, terwijl de enkele vorm saka ‘zakken’ betekent als werkwoord en als zelfstandig naamwoord. De verdubbeling wordt als denigrerende aanduiding gebruikt: ‘Dan heeft hij me gewoon gedumpt voor een jongere meid, die sakasaka.’
Zo zijn er nog meer bekende verdubbelingen: bron (met een half gedekte [o], bijna als in ‘love’ en een genasaliseerde [n]; dat spreekt toch geen buitenlander meteen goed uit!) betekent ‘branden’. De verdubbeling bronbron slaat op de aangebrande korst onder in de pot rijst of nasi goreng. Mijn tante zei altijd: ‘Laten jullie die bronbron voor mij.’ Ze at dat dan met de overige restjes met smaak op. Wie het laatst lacht, of beter: eet…
Dan heb je het woord drai (draaien). De verdubbeling hoor je vaak in reclames: ‘No draidrai, go bai yu Signaly n’a Gelukkige Dag’ (Treuzel/draal niet, ga je Signaly (naaimachine) kopen bij (winkel) Gelukkige Dag). Zie ook dya (hier) zoals in waka dya (loop hier!). De verdubbeling betekent ‘oprecht, werkelijk’ en wordt vaak gebruikt, bijvoorbeeld in: ‘Deze voorzitter is echt een dyadyaman’ (uitspraak: djadjamang). Bij sommige verdubbelingen wordt het eerste lid ingekort, zoals dat heel vaak in het Sranan gebeurt. Neem heri uit bijvoorbeeld uit de een voor laatste regel uit het tweede couplet van ons volkslied: Heri libi te na dede, oftewel: (ons) hele leven tot de dood. De verdubbeling van het woord heri is de naam van een eenvoudig, maar voedzaam en oerlekker gerecht, rechtstreeks afstammend uit de slaventijd: heriheri, uitgesproken als ‘heerheri’. Je bent geen dyadya-Surinamer als je dit gerecht niet kent, net als roti-kip, saoto, bruine bonen en tjauwmin.
Zo kennen we langa (lang), en de verdubbeling heeft meer met ‘rechtstreeks’ te maken, zoals in: ‘Die stront-zuiplap is met z’n &*^%-wagen langalanga m’n erf opgereden. Hij heeft één kos’kosi van me gehad’ (kosi = schelden, kos(i)kosi = scheldwoorden, scheldkanonnade). In dit laatste voorbeeld is de verdubbeling een versterking/uitbreiding van de enkele vorm. Dit is ook het geval met koso (hoest) en kosokoso (hier juist zonder inkorting van het eerste lid = gehoest) Een mooi spreekwoord met dit woord: Yu kan kibri yu granma, ma yu no kan kibri en kosokoso oftewel: ‘je kan je grootmoeder verbergen, maar niet haar gehoest’. Ook zijn er dubbele vormen, waarvan de enkele niet als zodanig voorkomt: ‘Als je komt, vergeet niet die krawkraw mee te nemen.’ Dat slaat op bijv. cassavechips, die dit geluid in je mond maken.
Een docent Taalkunde wees zijn studenten erop dat de dubbele negatie (ontkenning) een bekenning impliceert, zoals ‘niet ontevreden’, maar dat een dubbele bekenning geen ontkenning inhoudt. Reactie op schampere toon vanuit de collegezaal: ‘Ja-ja’.