De moord op Louise Klaverweide
Henna Spalburg heeft al heel wat gepubliceerd. Ze maakte naam met de vierdelige serie Herinneringen aan mijn Vaderland 1900-1965, waardevolle lectuur voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van Suriname. Alle boeken worden in eigen beheer uitgegeven. Ditmaal beschrijft Spalburg het leven – of beter gezegd: de dood, in 1933 – van Louise Klaverweide, een 34-jarige vrouw uit Nickerie. Spalburg heeft zich bij het schrijven gebaseerd op gerechtelijke stukken (Pro Justitia 1933, No. 100 gedateerd 5 Jan. 1934) die ze van een kennis in Suriname heeft gekregen.
In het kort komt het verhaal hierop neer: Louise, werkzaam als ‘surnumerair’ (ambtenaar) op een postkantoor, wordt ziek; ze lijdt aan ‘zenuwoverspanning’. Door de districtsgeneesheer wordt haar het advies gegeven naar Paramaribo te gaan om professioneel behandeld te worden. Besloten wordt echter een dresiman of bonuman te raadplegen, in het Nederlands een ‘medicijnman’ of ‘cultuurgenezer’ genoemd. En zo geschiedt: dresiman Joseph Emanuel Paal, van huis uit landbouwer in Coronie, denkt Louise wel te kunnen genezen. Paal maakt daarbij gebruik van het feit dat Louise op haar werk problemen heeft met een collega: ‘Louise, die witte mijnheer, die chef van het postkantoor, heeft wat op je kantoorstoel gezet en op deze wijze is een boze geest in je rug binnengedrongen. Je bent daarom ziek in je buik en daarvoor moet je een dresi (medicijn) innemen.’ Paal komt naar Nickerie om Louise te behandelen, in een woning op plantage Waldeck. Zijn assistenten, Blijd en Gobind, zijn daarbij behulpzaam, evenals Louises broer George. De kern van de behandeling bestaat uit het toedienen van een braakmiddel waardoor de boze geest uitgekotst zou moeten worden. Louise verzet zich echter hevig en schreeuwt flink. Op het erf wordt de ‘behandeling’ voortgezet, op uiterst ruwe wijze.
Op zeker moment laat Paal weten dat Louise genezen is. Er wordt een glaasje cognac en bier op gedronken. Ze wordt weer naar de woning teruggebracht waar de sessie begon, waar ze in elkaar zakt en even later overlijdt. Om moeilijkheden te voorkomen, wil men het doen lijken alsof Louise in haar eigen huis is overleden. Met een auto wordt ze vervoerd en thuis op een bed neergelegd. Moeder haalt er een dokter bij en meldt dat haar dochter thuis gestorven is.
De hoofdpersonen worden veroordeeld: Paal tot vijf jaar, Blijd tot drie jaar en zes maanden, Gobind tot drie jaar en negen maanden, en de broer van Louise, George Klaverweide, tot één jaar en zes maanden. De lezer vraagt zich overigens wel af waarom er geen oordeel wordt geveld over de rol van de moeder…
Tot zover dit verhaal, dat Henna Spalburg besluit met een gedicht en een brief: ‘Lieve Louise, Jouw levensverhaal in boekvorm gegoten, is nu ten einde. Het laatste deel van je levensverhaal is verteld. Na ruim 83 jaar.’
Het boek bestaat ruwweg uit drie delen: de geschiedenis van Louise, commentaar en aanvullende informatie van de schrijfster (bijvoorbeeld over Nickerie, over het verschijnsel cultuurgenezer) en de bespreking van twee moordzaken uit 1953. Die laatste hadden beter weggelaten kunnen worden, ze staan geheel los van het hoofdverhaal. Een ander punt van kritiek is dat Spalburg de feiten niet voor zichzelf kan laten spreken: ze blijft ze vermengen met eigen gedachten en meningen als: ‘Ach, daar ligt Paal niet van wakker. Geld is geld, denkt hij met een flauwe glimlach op zijn door de zon gebruinde gezicht.’ Hier had een ervaren redacteur goed werk kunnen verrichten. Nu is het resultaat een sympathiek, maar nogal rommelig boekje over een op zichzelf interessant gegeven.
Henna J. E. Spalburg, De Moord op Louise Klaverweide, 2016, uitgave in eigen beheer, 241 pagina’s. Het boek is bij de schrijfster te bestellen: hennaspalburg@live.nl