Kruktu: Levenslang gepest
Parbode zoekt het verhaal achter een rechtszaak, en beschrijft met een tikkeltje fantasie de aanleiding tot een arrestatie
Op een groot erf aan het begin van een lange weg in het binnenland, staat een geïmproviseerde poli waar een kruidendokter zijn werk doet. Van verre komen dorpelingen om hun diabetesvoeten en wonden te laten verzorgen.
Een 33-jarige Creoolse man strompelt gespannen over het terrein. De kramp in zijn been zou normaal gesproken overheersend zijn, maar vandaag dwalen zijn gedachten af naar iets anders. Hij heeft vannacht geen oog dicht gedaan. Wanneer krijgt hij nu eens telefoon?
“Clifton! Hulp nodig?” roept een medepatiënt naar hem. Hij schudt zijn hoofd. Vandaag heeft hij even rust nodig en tijd voor hem alleen. Het liefst zou hij heel de dag in de hangmat willen liggen, maar de natuurgenezer heeft gezegd dat hij af en toe een beetje moet bewegen.
Al weken loopt hij rond met een schotverwonding aan zijn been. Zijn hele leven is hij al slecht ter been, en tot overmaat van ramp werd hij laatst per ongeluk door iemand in zijn been geschoten tijdens het jagen.
“Laat me maar even”, roept Clifton terug, terwijl hij op een bankje gaat zitten, kijkend naar de zwierende palmbomen.
Hij staart naar een kokosnoot, hoog in de boom. Het doet hem denken aan die ene dag. Wat als hij toen géén kokosnoot ging hakken? Was hij dan nu niet aan het wachten op dat ene, belangrijke telefoontje? Hij sluit zijn ogen, en speelt die bewuste dag nog eens af in zijn gedachten.
Die dag scheen de zon fel in zijn gezicht. Clifton haalde een doek uit zijn broekzak waarmee hij het zweet van zijn voorhoofd veegde. Dorst. Hij moest iets drinken. De wind waaide hard, waardoor zijn aandacht werd getrokken naar de kokosnoot die nog aan de boom hing. “Ha buurman, ik zie je loeren! Neem hem maar, hoor. Ik heb hem niet nodig”, lachte Jeffrey, zijn buurjongen. “Zal ik hem voor je halen?”
Waar hij die aardige buurjongen aan te danken heeft, begrijpt Clifton nog steeds niet. Hij was er kortgeleden komen wonen, en de buren waren zeer vriendelijk tegen hem. “Daar scoor je wel punten mee!” riep Clifton terug. Even later kwam de buurjongen aangelopen met zijn vangst. “Dank je, Jeffrey. Een goede jongen ben je.”
Hinkend ging Clifton naar binnen om de kokosnoot te bewerken in zijn keuken. Iedere dag genoot hij weer van de vrijheid in zijn eigen huis, met een eigen keuken. Een jaar geleden was het heel anders, toen hij nog thuis woonde, samen met zijn ouders en zijn broer Carlo. Doodsbang was hij voor zijn broer. Nog steeds woonde hij in dezelfde buurt, maar het scheelde al dat ze nu niet meer onder één dak woonden. De pesterijen waren er al zo lang hij zich kon herinneren. Carlo treiterde hem omdat hij slecht liep, langzaam was en niet sterk genoeg. ‘Per ongeluk’ duwde hij hem dan van de trap af, of sloeg hem bijna knock-out. Maar niet alleen Clifton was een slachtoffer. Carlo had altijd wel een reden om met iemand overhoop te liggen. Iedereen had een gruwelijke hekel aan hem. Maar het wende op een gegeven moment. Al van jongs af aan was het zo. Clifton was toch niet tegen hem opgewassen.
“Tjoh, Cliffie! Hoe heb je dat kokosnootje geplukt, met je invalide been?” klonk ineens een bekende, donkere stem vanuit de deuropening. Met bonkend hart draaide Clifton zich om. Niet hij. “Ga weg”, zei Clifton zachtjes. Hij wist hoe laat het was, en ook dit keer zou Clifton er niet onderuit kunnen komen.
Carlo barstte in lachen uit. “Stuur je je eigen familie zomaar de deur uit? Ik wilde je alleen maar helpen. Je bent zo alleen nu. En je loopt nog steeds als een gehandicapte!” Hij zwaaide nonchalant met een flinke tak, die hij achter zijn rug vandaan toverde. “Heb je deze niet nodig als wandelstok?” Langzaam kwam Carlo dichterbij, terwijl hij de tak uitstak. “Nee, geef die maar aan -” Clifton kon zijn zin niet afmaken, want hij kreeg een flinke klap met de tak op zijn schotwond.
“O sorry, gudu! Ik had je even niet gezien met je manke poot”, schaterde zijn broer. Cliftons been brandde van de pijn. Hij viel op de grond.
“Sta eens op. Laat zien hoe zelfstandig je wel niet geworden bent!” drong Carlo aan.
Clifton kreunde van de pijn, en probeerde niet te reageren. “Hé, sta nu eens op, man. Of kan je dat soms niet?” De tweede klap volgde, maar dit keer belandde die op zijn rug.
Cliftons ademhaling ging sneller. De adrenaline vloog door z’n lijf. De pijn werd heviger en heviger, maar zijn boosheid overstelpte hem. Het maakte hem voor het eerst in zijn leven woedend. Hoe kon Carlo hem, nu hij extra kwetsbaar was, zó toetakelen?
“Nu is het genoeg!” schreeuwde hij naar zijn broer. Hijgend stond hij op, witheet van woede. Voordat hij het wist rukte hij het keukenmes uit de kokosnoot, en stak deze zonder nadenken met veel kracht tussen de ribben van Carlo.
Zijn broer schreeuwde het uit, en keek met grote ogen naar het mes dat vast in zijn lichaam zat. Enkele seconden later viel hij neer op de grond, midden in zijn keuken. Langzaamaan kleurde de vloer roder en roder.
“Néé, Carlo! Carlo! Sorry, het spijt me!” gilde Clifton naar zijn zojuist overleden broer. Hij werd duizelig in zijn hoofd. Wat heeft hij gedaan? Huilend liet hij zich op de grond vallen.
“Wat is er allemaal aan de hand?” Een stem kwam vanuit de tuin. Niet Jeffrey, dacht Clifton. Nu zal iedereen zien dat hij een moordenaar is. Maar voordat hij iets kon doen, stond Jeffrey al in de keuken, en deinsde achteruit toen hij de vermoorde Carlo op de grond zag liggen.
“Wat is er gebeurd! Is hij dood?”, riep Jeffrey geschrokken. Hij keek naar het mes, en naar de kokosnoot die op de grond was gevallen.
“Je… Je hebt hem…?” stotterde Jeffrey.
“Het ging allemaal zo snel. Hij sloeg me met een stok!” Snikkend vertelt Clifton hem het hele verhaal. “Dit komt nooit meer goed, Jeffrey. Dit is niet wat ik wilde. Ik reageerde in een opwelling. Ik… Ik… ga voor eeuwig de bak in!”
Jeffrey pakte hem bij zijn schouders, en zei vastberaden: “Je bent niet alleen. Ik help je.”
De telefoon gaat. Ineens wordt Clifton wakker geschud uit zijn gedachten. Het zweet loopt langs zijn rug. Hij kijkt op het scherm van zijn smartphone. Het is Jeffrey. Hij zou vandaag voor hem naar de rechtszaak gaan om het vonnis te horen. Clifton kon er niet bij zijn vanwege zijn behandeling in de poli. Als hij nu opneemt, zal hij horen hoe lang hij moet zitten. Bibberend brengt hij zijn telefoon aan zijn oor.
“Clifton”, klinkt het aan de andere kant van de lijn. “Je bent ontslagen van álle rechtsvervolging!” klinkt het jubelend door de telefoon.
“Wát?”, reageert Clifton geschrokken.
“Echt! Buren hebben getuigd dat je broer een pestkop was, en dat jij niet opgewassen was tegen hem. Je móest je verdedigen. Dit is toch geweldig nieuws!”
Clifton hoort het verder al niet meer. Hij had er geen rekening mee gehouden dat hij van strafbare feiten ontslagen zou worden. En toch kon hij niet blij zijn. “O… Oké”, antwoordt Clifton emotieloos.
“Je bent nu vrij van justitie en politie. Maar ook van Carlo. Die pestkop zal je nooit meer lastigvallen!” zegt Jeffrey opgewonden. “Waarom ben je niet blij, Clifton? Je klinkt teleurgesteld.”
Ja, denkt Clifton. In theorie leek het een sprookje. Vrij van iedereen. De dans ontsprongen. Het leek het einde van een vreselijk verhaal. Maar Clifton weet wel beter. Het zou pas over zijn als hij zichzelf kon vergeven. Dan pas zou hij ultieme vrijheid kunnen ervaren.