Bori Tori: Hellep!
´San y´e bari so, yu no man si tak´ a man dede kba?!´ De ogen van de politieagente die de woorden uitspuwde verraadden paniek: als dat mens nou haar smoel maar hield. Het politie-uniform benadrukte de corpulente gestalte van de agente, die in een gewone jurk er zou uitzien als een moederlijke dame die zo’n vrouw zou troosten. Met haar linkerhand omklemde ze wrijvend de zwarte gummiknuppel die haar heup sierde als een sadomasochistisch stuk speelgoed.
De schreeuwende dame, die net nog tegenover haar echtgenoot van een lekker maal zat te genieten, viel stil. Uit ongeloof, over haar man die daar op de grond lag of over de onbeschofte tirade van de politie-agente. Samen gezellig eten in een nieuw restaurantje dat wat nieuws serveerde: Latijns-Amerikaanse kost. Bomvol zat het. Surinamers zijn verknocht aan de eigen keuken, maar verandering van spijs doet uit eten gaan. Ik had ze vriendelijk gevraagd of ik aan een puntje van de tafel mocht plaatsnemen, omdat ik toch echt eens van die onbekende schotels wilde proeven, en alle tafeltjes waren al bezet. Ik bestelde dezelfde rijstschotel als zij, want ze verzekerden mij dat die overheerlijk was. Nadat ik de eerste hap in mijn mond had gebracht, klonk er kabaal. Een schuivende stoel, gevolgd door de doffe klap van een vallend lichaam, bats!
Eerst had ik het niet door, verdiept als ik was in een analyse van wat er in het gerecht was gedaan om die mediterranige met oosterse smaak te krijgen. Pas toen de dame opstond, achteruit deinsde en keihard begon te gillen, besefte ik wat er aan de hand was. Alle gasten stonden op, keken naar de man die daar voorover bewegingloos op de vrolijke bloemetjestegels lag. Niemand hielp.
Toen bedacht ik dat ik ooit een Rode Kruisdiploma had behaald voor mijn werk als sportinstructeur. Kordaat zakte ik op de hurken en voelde aan zijn pols. En nu? De studiemap van het Rode Kruis verscheen voor mijn ogen: hartkleppen, slagaders, alles kende ik uit het hoofd. Maar wat moest ik doen? Ik keek omhoog, en zag een kring van gezichten nu verwachtingsvol naar mij staren. Hé, mijn vingers voelden iets stromen. De politie-agente hield zich met een bozige blik op een veilige afstand.
Verontwaardiging en ongeloof tolden door mijn hoofd. Ooit had ik een artikel gelezen over psychologen die testten waarom mensen niets doen als er iemand in levensgevaar verkeert, toen omstanders een klein meisje hadden laten verdrinken, zonder een poot uit te steken. In een bibliotheek lieten ze een stuntman op een ladder klimmen, die zich tijdens het plegen van een ‘reparatie’ aan het plafond met veel lawaai omlaag liet vallen. De bezoekers van de bibliotheek deden niets, totdat er eentje aarzelend op de reparateur afstapte, die op het tapijt lag te kreunen. ‘Kan ik u helpen?’ Toen volgde er voorzichtig nog een bezoeker, die hielp de man overeind te krijgen. Als schaapjes waarvan er eentje over de dam moet voor er meer volgen. Een tegenstrijdigheid in ons sociaal gedrag: de schaamte om af te wijken blijkt vaak sterker dan de neiging om een medemens te helpen.
Een aantal van de nieuwsgierige gasten was weer aan hun tafeltje gaan zitten. ‘Smakelijk eten!’ snauwde ik ze toe. ‘We hebben een ambulance gebeld’, zei de kassière dapper, doch verschanst achter de kassa, geflankeerd door een verbijsterde serveerster en de kok. ‘Volgens mij had je liever een lijkwagen kunnen bestellen.’ Een onverdiende bok, want ze was enige die tenminste íets deed. Het zal je ook maar overkomen, een dooie in de zaak.
Plotseling vloog de politie-agente op mij af, duwde mij ruw weg, en krijste: ‘Blijf van hem af, dalik a o dede écht!’ Ik wankelde, greep nog naar het tafelkleed, maar plofte pardoes boven op de rug van de meneer. Bafff! En toen: ‘Uuughe!’ Het vermeende lijk schoot stuiptrekkend rechtop. Er vloog een laurierblad uit zijn mond. Eureka! Nu wist ik het: dit was het ingrediënt dat die Cubaanse rijst zo’n aparte smaak gaf!
Wieuwieuwieuw…twee verplegers renden gewapend met een brancard het restaurant binnen. Ze pakten de man beet, maar die stribbelde hevig tegen. ‘No man, die konggrie of hoe dat moks’aleysi ding ook heet is zo lekker dat ik mij erin verslikte! Laat mij hier!’ Meedogenloos sleepten ze hem mee, naar het AZ voor controle. ‘Helleeeeep!’