‘De heersers van leven en dood’ Twintig jaar brommen voor Bouterse? – Parbode Sneak Peek
Een amnestiewet en een rechtstreeks bevel aan de procureur-generaal konden niet verhinderen dat de auditeur-militair eind juni twintig jaar cel eiste tegen president Desi Bouterse als hoofdverdachte van de Decembermoorden. Een historische eis. Sindsdien stevenen hoofdverdachte en rechterlijke macht af op een keiharde confrontatie.
Desi Bouterse zuchtte verveeld. Het was maandag 19 juli 2010. Zonet nog had de voormalige legerleider De Nationale Assemblée (DNA) snikkend en stamelend toegesproken hoe uniek het wel was dat een ‘kleine Indiaanse jongen uit Kasiwinika’ als opvolger van president Ronald Venetiaan was gekozen, of hij kreeg in zijn allereerste persconferentie als gekozen staatshoofd alwéér een vraag over de Decembermoorden. Nu wilde een journalist weten of hij zijn functie als president niet zou misbruiken om invloed uit te oefenen op het roemruchte Decembermoordenproces. Het strafproces om de standrechtelijke executie van vijftien critici van het militair gezag in december 1982, waarin Bouterse terechtstaat als de hoofdverdachte, was toen al drie jaren aan de gang. ‘Deze rechtszaak ligt bij de rechterlijke macht. Als journalisten willen weten wat met dat strafproces zal gebeuren, moeten ze daar hun verhaal halen’, klonk het resoluut. Met andere woorden: de rechterlijke macht was aan zet, en de president zou zich verder niet bemoeien met het Decembermoordenproces.
Zeven jaar later blijkt ook die uitspraak thuis te horen in het lange rijtje van beloften die Desi Bouterse als president niet is nagekomen. Tot driemaal toe probeerde hij intussen op niet mis te verstane wijze het Decembermoordenproces de nek om te wringen. Eerst door in 2012 een amnestiewet door het parlement te jagen, vorig jaar door op basis van artikel 148 van de Grondwet de procureur-generaal het bevel te geven de vervolging te staken, en in juli door in een resolutie het vertrouwen in dezelfde procureur-generaal helemaal op te zeggen. Door al die – weliswaar faliekant mislukte – pogingen de rechtsgang te saboteren, zijn de verhoudingen tussen Desi Bouterse en de rechterlijke macht op scherp gesteld. De keiharde confrontatie is een feit.
Beveiliging wegbezuinigd
Wie niet lang na de inauguratie van president Bouterse in augustus 2010 een zitting van het Decembermoordenproces zou hebben bezocht, had toen makkelijk de indruk kunnen krijgen dat de rechtszaak helemaal nooit ergens toe zou leiden. Na de verkiezingsoverwinning van Bouterse werden plots opeenvolgende rechtszittingen om onduidelijke redenen (‘overmacht’) uitgesteld. Als zittingen al plaatsvonden, was in de zittingszaal van enige animo amper sprake. Getuigen en verdachten konden zich meestal niks meer herinneren, het merendeel van de houten bankjes op de publiekstribune bleef zittingsdag na zittingsdag zo goed als leeg. De strenge veiligheidsmaatregelen die aanvankelijk heersten in de speciale rechtszaal op het complex van de marinebasis in Boxel, een half uurtje buiten Paramaribo, waren toen allang ‘wegbezuinigd’. Meer dan zestig politieagenten die tot dan rechters beveiligden, kregen van de ene dag op de andere een nieuwe dienstopdracht. De auto’s die zij gebruikten, werden teruggevorderd. ‘Met beïnvloeding van de rechtszaak heeft dit helemaal niks te maken’, zei toenmalig justitieminister Martin Misiedjan over zijn besluit. ‘De veiligheidssituatie rond de Krijgsraad is gewoon niet meer zo dringend als toen de rechtszaak begon’.
Niet meer zo dringend. Is Desi Bouterse op een gegeven moment misschien het Decembermoordenproces gaan onderschatten? Had ons staatshoofd te maken met overmoed? Per slot van rekening had hij net de verkiezingen gewonnen.
“Met name hoofdverdachte Bouterse, maar ook veel andere verdachten, hebben het strafproces lange tijd niet serieus genomen. Sterker nog, ze hebben er zelfs de spot mee gedreven. Zo is Bouterse nooit voor de Krijgsraad verschenen, en gaf hij via zijn advocaat, Irvin Kanhai, vaak belachelijke redenen door om zijn afwezigheid te verklaren”, analyseert jurist Hugo Essed, advocaat van de nabestaanden. “Alleen had dit volgens mij niets te maken met overmoed, maar was dit eerder onderdeel van een doelbewuste strategie. Het kan een bewust, psychologisch spel geweest zijn, met als doel verwarring te zaaien in de samenleving. Hoe vaker je herhaalt dat het een politiek proces is dat nooit ergens toe zal leiden, hoe meer mensen zullen geloven dat dit de waarheid is.”
Maatschappelijke gevolgen
Dat dit een strategische blunder van formaat was, werd duidelijk toen de Krijgsraad op 9 maart 2012 aankondigde dat het alle verdachten en getuigen had gehoord, en dat daarmee de volgende fase van de rechtszaak was aangebroken. Het was nu aan auditeur-militair Roy Elgin, de aanklager van de Krijgsraad, om op de volgende zitting zijn strafeis op te lezen. Zover zou het echter nooit komen. Tien dagen later dienden zes parlementsleden – op één na allemaal partijgenoten van Bouterse – een initiatiefwet in bij DNA, waarmee amnestie moest worden verleend voor 8 december 1982. Minder dan een maand later, op 4 april, werd de wet aangenomen.
Kon het terugschroeven van de beveiliging van de rechterlijke macht nog worden gezien als een subtiele poging om de Krijgsraad onder druk te zetten, dan was dit de eerste openlijke ingreep in het proces. Maar waarom waren de verdachten er zo op gebrand het nooit tot een strafeis te laten komen? Een strafeis is toch nog lang geen vonnis? “Dat klopt, maar toch is de strafeis in élk strafproces een cruciale fase. Blijkbaar zijn de verdachten niet zo zeker van hun onschuld, en wilden ze daardoor die cruciale fase voorkomen”, meent Essed. “Een strafeis om de Decembermoorden heeft naast strafrechtelijke bovendien ook grote maatschappelijke gevolgen. De Surinaamse samenleving is lange tijd sterk verdeeld gebleven over de hamvraag of het militair gezag zich in 1982 wel echt schuldig heeft gemaakt aan meervoudige moorden. Wanneer die hamvraag beantwoord wordt door de aanklager, valt een groot deel van de twijfel in de samenleving daarover weg. Ook dat wilde Bouterse voorkomen.”
Aanvankelijk leek dit te gaan lukken. Na de aanname van de Amnestiewet belandde het Decembermoordenproces voor lange tijd in juridisch drijfzand. De vraag of die Amnestiewet rechtmatig was, of net in strijd met de Surinaamse Grondwet, die inmenging in lopende rechtszaken verbiedt, werd door de Krijgsraad doorgeschoven naar het Constitutioneel Hof. Zo’n grondwettelijk hof bepaalt of wetten en verdragen in strijd zijn met de Grondwet. Alleen: dat hof moest nog worden opgericht.
De Krijgsraad gaf de regering-Bouterse alle ruimte om dat hof op te richten, en wachtte jarenlang op concrete vooruitgang. Tot Krijgsraadvoorzitter Cynthia Valstein–Montnor op 9 juni 2016 oordeelde dat er lang genoeg was gewacht. Sinds de aanname van de Amnestiewet waren nu al vier jaar verstreken, en nog steeds was er van een constitutioneel hof geen spoor te bekennen. Op basis van artikel 137 van de Surinaamse grondwet velde ze zelf een oordeel over de toepasbaarheid van de Amnestiewet binnen het Decembermoordenproces. ‘Zowel in lokale wetgeving als in het Inter-Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens is vastgelegd dat een rechtszaak binnen redelijke termijn dient te worden afgerond’, zei Valstein-Montnor tijdens die rechtszitting. Daarnaast werd nogmaals gewezen op het grondwettelijke verbod in te grijpen in lopende rechtszaken. De toepassing van de Amnestiewet werd op grond daarvan ‘ongeoorloofd’ verklaard.
Noodtoestand
Het is een cruciale beslissing gebleken, waarmee Irvin Kanhai, de advocaat van hoofdverdachte Bouterse, tot vandaag ontzettend grote moeite heeft. ‘De rechterlijke macht had de Amnestiewet nooit aan de kant mogen schuiven. Rechters mogen wetten niet toetsen aan hun innerlijke waarde’, zei Kanhai in juli tijdens een propaganda-uitzending van de regering op de staatstelevisie. ‘Het is volkomen normaal dat er wetten worden veranderd terwijl er rechtszaken lopen. De straffen op rijden onder invloed van alcohol zijn onlangs ook fors verhoogd, terwijl er op dat moment rechtszaken liepen tegen chauffeurs die daarop waren betrapt. Een rechter kan dan niet beslissen om de oude wet te hanteren, en hen toch nog een lagere straf te geven’.
Hugo Essed verwerpt de zienswijze van zijn collega. ‘De vergelijking die Kanhai maakt, is volledig misplaatst. In zijn voorbeeld gaat Kanhai ervan uit dat de rechter altijd verplicht is een bepaalde wet toe te passen, of het nu de oude wet is, of de nieuwe. Dat klopt niet, er is nog een andere optie. Op basis van de Surinaamse grondwet kan een rechter namelijk ook beslissen om in een concreet geval de toepassing van een wet ongeoorloofd te verklaren, wanneer bepaalde grondrechten in het geding zijn. Dat is net wat de Krijgsraad in het Decembermoordenproces heeft gedaan’.
Toen bleek dat de Amnestiewet het Decembermoordenproces niet had kunnen stoppen, werd juni vorig jaar op het Kabinet van de President druk nagedacht over andere mogelijkheden om de strafzaak voortijdig te beëindigen. Er werden heel wat mogelijkheden bekeken, uiteindelijk leken twee ideeën het kansrijkst. Het oog van president Bouterse en zijn schare adviseurs was met name gevallen op artikel 148 en artikel 102 van de Grondwet. Artikel 148 zegt dat de regering in het belang van de staatsveiligheid bevelen kan geven aan de procureur-generaal met betrekking tot de vervolging van verdachten. Op basis van artikel 102 kan de president, na goedkeuring door DNA, de noodtoestand uitroepen. “Niet dat alle rechtspraak automatisch wordt beëindigd wanneer de noodtoestand wordt afgekondigd. Ook tijdens de staat van beleg blijft de taak van de rechterlijke macht geheel overeind”, vervolgt Essed. “Wel kan de regering tijdens een noodtoestand fysieke barrières opwerpen. Ze zou bepaalde wegen of gebieden kunnen blokkeren, of de vrije verplaatsing van personen beletten, waardoor rechtszittingen niet kunnen doorgaan. In theorie kan dit Bouterse dus een uitweg bieden.”
Het hele artikel is te lezen in het septembernummer van Parbode.