Voorwoord: Vreedzame co-existentie
Sinds 2007 geeft een in Australië gevestigde internationale denktank de Global Peace Index uit. Deze GPI is een wereldranglijst waarbij onder meer op veiligheid onderzochte landen worden gerangschikt op basis van het aantal conflicten en aanslagen. Dit jaar voerde IJsland voor de negende keer de lijst met 163 landen aan, terwijl hekkensluiter Syrië voor de vijfde keer achtereen werd aangemerkt als het minst vreedzame land ter wereld. De onderzoekers komen na toepassing van ingewikkelde algoritmes tot de opmerkelijke slotsom dat de wereld medio 2017 circa 0,3 procent vreedzamer was dan het vorige jaar. Het rapport was wel al uit toen de oorlogsretoriek tussen de staatshoofden Trump en Jong-Un steeg tot het kookpunt.
Opvallend genoeg is Suriname nimmer opgenomen in de GPI. Dat is jammer, want zo weten we niet hoe pacifistisch we als land precies zijn. Gevoelsmatigkan gesteld worden dat we in een gezegend, vreedzaam land wonen. We blijven gespaard van natuurrampen en in het algemeen wordt gesteld dat Surinamers tolerant en vredesgezind zijn. Dat we ondanks de vreedzame co-existentie, nog een lange weg te gaan hebben als samenleving, spreekt echter voor zich. Zo valt er veel te zeggen over de eenheid en solidariteit onder ons volk. Als bijvoorbeeld na de ravage door orkaan Irma tientallen gestrande landgenoten op Sint Maarten tevergeefs moesten wachten op hulp uit Suriname, legt dat een gênant feit bloot. Erg pijnlijk is het dan wanneer een geïnterviewde Surinaamse zich, na de orkaan te hebben beleefd, in gemoede afvraagt waarom ze in dit land is geboren. En zich beklaagt dat andere naties wel hun landgenoten in groten getale konden ophalen, terwijl ontheemde Surinamers dagenlang op luchthavens moesten wachten. Kortom, op vele vlakken is er voor ons nog genoeg werk aan de winkel.