Mi eigi Moengo: Safiora Oosterwolde
Ze viel op door haar vriendelijke glimlach. Ik vroeg of ik mocht langskomen om een keer te praten. Mijn dochter was samen met onze buurmeisjes al eens langs geweest en had verteld dat er op het erf achter ons, aardige mensen wonen. Ze had er haar eerste weko gegeten. Een lange gedraaide en geribbelde peulvrucht met daarin een aantal bonen verpakt in een wit zacht pluisachtig laagje dat je eraf kan eten. Door de zoete smaak wordt het ook switbontyi genoemd.
De vraag of ik mocht langskomen maakte Safiora verlegen, mijn bezoek helemaal. Toen ik via de houten plank over de greppel liep, betrad ik een erf waar veel kinderen rondliepen. Saffie (zoals bekenden haar noemen) is zestien jaar en zit op de mulo. Ze heeft acht oudere broers en zussen en één jongere. De ouderen waren bijna allemaal uit huis, maar met liefde zorgt Safiora voor de kleine kinderen van de buren; één op de heup en de ander naast haar op de grond spelend met een grote plastic pop.
Ons gesprek komt pas goed op gang als ik haar naar de planten en bomen op het erf vraag. We wandelen door de tuin waar tussen oude televisieschermen, wasmachines en ander afgedankte elektronica allerlei eetbaar prachtigs blijkt te groeien. De wekoboom wijst ze aan als haar lievelingsplek. Hier knoopt ze tussen de twee bomen haar hangmat om te chillen.
Maar, zegt ze, eigenlijk moeten we ook naar de overkant, naar haar tante. Zij heeft achter haar huis een kostgrondje en allerlei andere bomen. We steken de drukke Bursideweg over en kloppen aan bij tante Brenda die net een rijstmaaltijd eet. Ook zij maakt direct tijd vrij en we wandelen naar het veld vol Chinese tayer. De planten zijn nu vier weken oud, over een tijdje zijn ze klaar, dan oogst ze deze en brengt ze naar de Centrale Markt in Paramaribo waar ze een kraam huurt. Het is veel werk voor weinig winst.
Na de rondleiding op het erf met de vele huisjes, de cashewnoot, de bacoven, de cassave, en andere vruchten, gaan we zitten op een van de verhoogde houten bankjes. Tante Brenda, Safiora, nog een vriendin van haar, en wat rondscharrelende kinderen. Hier keuvelen we verder over plantjes, de Nederlandse achternamen en het blanke bloed dat ergens in de familielijn moet zitten, onze geboortedata, en dan…blijk ik vrijdag jarig te zijn.
Saffie springt op: “Maar dan gaan we feest maken! Ik ben gek op dansen.” Het enthousiasme springt uit haar jonge energieke lijf, ze begint vast te zingen en beweegt haar handen als voorbode voor wat komen gaat. Een feest is geboren.