Radeloze vluchtelingetjes uit Cuba: “Somos niños” – Parbode Sneak Peek
Elk kind heeft recht op onderwijs, een gezond leven en veiligheid. Deze rechten werden Sarah* (10) en de zussen Meliza* (11) en Raquel* (12) ontnomen. Zij leven vanaf hun geboorte in angst. Samen met hun ouders ontvluchtten zij Cuba op zoek naar een beter en veiliger leven en kwamen terecht in Suriname. Veel vrienden hebben ze niet achtergelaten, ze werden door hun klas- en buurtgenoten verstoten, omdat hun ouders tegen de revolutie waren en openlijk protesteerden tegen het communistisch bewind. “Somos niños, we zijn kinderen”, fluisteren ze als Parbode ze opzoekt.
Angst
Haar tranen bedwingend begint Raquel het interview. “Op school werd ik gepest door mijn klasgenoten en zelfs door de leerkracht. Als ik iets niet begreep en doorvroeg, werd ik afgesnauwd door de juf. Ik kreeg dan als antwoord dat het al was uitgelegd, maar als andere leerlingen, van wie de ouders niet protesteerden, iets vroegen, kregen ze wel antwoord. Die leerkracht zei zelf tegen de andere leerlingen dat ze niet met me moesten te praten, omdat mijn ouders tegen de revolutie zijn. Als er politieke feestdagen waren, werd het ons aangeraden om niet naar school te komen”.
Naast het feit dat ze op school verstoten werden, werd hen het leven ook thuis moeilijk gemaakt. “Soms werd de voordeur door de politie gebarricadeerd, zodat onze ouders het huis niet konden verlaten om te gaan protesteren. Onze ouders werden door de politie meegenomen en afgetakeld. Ze zaten onder de blauwe plekken wanneer ze weer thuiskwamen”, weet de 12-jarige Raquel te vertellen, terwijl haar zusje meeluistert. “Vertel ze hoe je Cuba en je vader mist”, spoort de moeder van de tienjarige Sarah haar dochter aan tijdens het interview. Aarzelend vertelt ze dat ze hetzelfde als de twee zussen heeft meegemaakt. Ook haar ouders waren tegen de revolutie en ook ze werd op school gepest. “Als normale kinderen hadden we na school niet echt activiteiten waaraan we meededen. Het grootste deel van de dag brachten we in huis door. Ik kon niet echt met de kinderen in de buurt meespelen, omdat ze bang waren voor de gevolgen. Soms konden we samen spelen, maar als de politie kwam patrouilleren, deden ze alsof zij ons niet kenden, en renden weg. Dat was een onprettig gevoel, als je gewend bent iemand te groeten of met diegene te praten en de persoon plotseling doet alsof die jou niet kent.”
In de periode van ruim een jaar dat ze in Suriname verblijven, zijn deze kinderen niet naar school geweest, wat feitelijk een schending van hun rechten is. De moeder van Raquel en Meliza zegt dat ze naar een school voor de kinderen hebben gezocht. De scholen accepteerden ze niet omdat ze Spaans spreken en er geen apart programma is om ze Nederlands te leren. De kinderen kwamen zo dus elke dag mee met hun ouders om in het gras te zitten voor het Rode Kruis-gebouw, waar ze zich ophielden om te protesteren tegen de VN-commissaris voor vluchtelingen, die hun asielaanvraag traag behandelt. Zelfs in Suriname leven de meisjes in angst, bevreesd dat ze gedeporteerd worden naar Cuba en over hun onzekere toekomst. Hun leven in Suriname verschilt wat dat betreft niet zoveel als dat in Cuba. Hier hebben ze, behalve elkaar, geen andere kinderen om zich mee bezig te houden en ze blijven wanneer ze thuis zijn elke dag binnen omdat ze bang zijn om op straat te gaan. Ze hebben wel een computer met internetverbinding. Daarmee proberen ze zelf de Engelse taal te leren. Ondanks dat de meisjes in spanning leven, hebben ze zich nooit een dag daarover beklaagd bij hun ouders. Ze weten dat hun ouders de situatie waarin ze leven niet zomaar kunnen oplossen. Het is immers ook een leven waar ze gewend aan zijn geraakt.
Het hele artikel is te lezen in het novembernummer van Parbode.