Magda Sabajo (76): “Universitair opgeleide inheemsen een inspiratie voor inheemse jongeren” – Parbode Sneak Peek
Magda Sabajo groeide op als enig kind van haar inheemse moeder, die modiste was, en een Chinese vader die schuin tegenover hen woonde en een bakkerij had. Zij had een prettige jeugd aan de Zwartenhovenbrugstraat, op het ruime erf van haar overgrootvader, een ingi-dyari, waar deze grootouders nog woonden, en een heleboel familie. In de weekenden en vakanties gingen de familie vaak naar de boiti van haar oom Willem Sabajo te Pad van Wanica, waar ze konden vissen en zich uitleven in de natuur. Magda bezocht de lagere school en daarna de Louiseschool. Omdat haar vader, als traditionele Chinees, een zoon verlangde, gingen haar ouders uit elkaar en vader begon met een Javaanse met wie hij zijn verlangde zoon kreeg, plus vijf dochters. Het bijzondere was wel dat haar vaders tweede vrouw en Magda’s halfbroer en -zusters in goede harmonie leefden met Magda en haar moeder: vooral de fijne bodoviering daar, met allerlei lekkere hapjes, blijft haar bij.
Magda’s eerste baan was bij Vaco, daarna werkte ze veertig jaar als brillenverkoopster bij respectievelijk Optiek Dirks, Legenes Optiek en ten slotte Optiek Polanen. De vader van Magda’s dochter en vijf zoons overleed echter vroeg. Op haar 25ste stond ze er alleen voor met zes kinderen. Ze woonde toen, in 1966, nog aan de Zwartenhovenbrugstraat waar haar moeder een heel goede job gedaan heeft als oppas van de kinderen, waar nog vier nichten en neven bij waren van haar moeders overleden zus. In 1971 nam Magda een ‘dek’ati’: ze waagde het een huisje en erf te kopen. “Ik weet nog dat ik 100 Surinaamse gulden aan notariskosten betaalde en de woning met 50 gulden per maand afbetaalde”, vertelt ze. Later kreeg ze nog een laatste zoon, met Krishna Gangaram Panday, met wie zij 42 jaar gehuwd bleef. Intussen is Magda al acht jaar weduwe. “Ik heb dankbare kinderen”, zegt Magda tevreden. Intussen heeft ze al dertien kleinkinderen. Vooral de meisjes pakken serieus hun studie op, en ze weet zeker dat haar hoop voor meer academici in de familie, gegrond is.
Haar eerste activiteiten in inheemse dorpen voerde ze uit in 1972. In de commissie Voorbereiding Onafhankelijkheid heeft ze met anderen de dorpen afgereisd en voorlichting over Srefidensi gegeven. Ook aan de – intussen opgeheven – Stichting 12 Oktober heeft zij haar krachten gegeven, met name in de aanloop naar 12 oktober 1992, voor de herdenking van 500 jaar ontmoeting van ‘oude’ en ‘nieuwe’ wereld. Deze stichting maakte vooral naam met het inheems toneelstuk Epakadono, in 1992. Samen met Harriet Joeroeja gehuwd Vreedzaam richtte Magda de vrouwenvereniging Sanomaro esa (moeder en kind) op. Met gezondheidsvoorlichting en workshops voor versterking van de vrouwen werden de meeste inheemse dorpen in Para aangedaan, ook in Galibi waren ze actief. Op uitnodiging van een organisatie in Nederland hielden ze een lezing over dat werk. Het grootste succes behaald met Sanomaro esa was wel dat de vereniging een gebouw achter de Mariaschool ter beschikking kreeg van (de latere bisschop) pater Wilhelmus de Bekker en daar een gratis opvang kon beginnen voor studerende jongens, meest inheemse, uit het bosland. Dankzij dit initiatief rondden een aantal jongemannen daadwerkelijk hun middelbare school of universitaire studie succesvol af.
Het hele artikel is te lezen in het januarinummer van Parbode