Mike Noersalim: ‘Een partij niet als persoonlijk eigendom beschouwen’ – Parbode Sneak Peek
‘Minister Noersalim mogelijk doelwit en gedrogeerd op oudjaarsfeest van CBB’, kopte een van de kranten nadat de topbewindsman van Binnenlandse Zaken een aangifte bleek te hebben gedaan en de media na een maand er lucht van kregen. Reden genoeg om de minister te vragen hoe de vork precies in de steel zit. Parbode greep de gelegenheid om meer onderwerpen aan te kaarten.
“Laat me dit alvast zeggen, no wan enkri striptease tori, yere” lacht Noersalim, wanneer Parbode met de deur in huis valt. “Ik ben onaangekondigd naar het oudjaarsfeestje van CBB (Centraal Bureau voor Burgerzaken, red.) geweest en er is mij een stuk cake aangeboden. Kort daarna kreeg ik het benauwd en heb ik mijn jas uitgedaan. De pers in Suriname verdient echt een literatuurprijs als het gaat om creativiteit hoor, want het is bij die jas gebleven”, gaat Noersalim verder. De bewindsman legt uit dat hij in alle stilte aangifte heeft gedaan bij de politie, want het was voor hem duidelijk dat er ‘iets’ in die cake moest hebben gezeten. “Ik denk niet dat ik een doelwit ben geweest, want die cake was er al op dat feest. Maar het is wel bewust aan mij aangeboden, dat vind ik erg. Daarom heb ik aangifte gedaan.” Op de vraag of het inderdaad de partydrug sukru was, antwoordt hij ontkennend. “Naar alle waarschijnlijkheid gaat het om spacecake (cake waarin marihuana of hasjiesj is verwerkt, red.). De politie is bezig met het onderzoek en ik wacht het af.” Voor de dader kan dit wel tot een jarenlange gevangenisstraf leiden, want deze handeling kan gezien worden als zware mishandeling.
Privé
De politicus staat bekend als Mike Noersalim, maar dat is pas twee jaar zijn officiële naam. Noersalim werd op 25 juni 1974 geboren in een huis aan de Nieuw Weergevondenweg, en hij kreeg de namen Mohamed Faizel Noersalim. Waarom hij dan Mike heet? “Iedereen noemt me sinds ik me kan herinneren Mike, dus ik heb uiteindelijk via de rechter dat tot mijn officiële naam gemaakt.” Tot zijn vierde heeft hij in Nickerie gewoond, daar leerde hij zowel Javaans als Sarnami praten. Noersalim heeft zijn biologische vader tot zijn veertigste niet gekend, want die verliet het gezin toen hij elf maanden oud was. Op zijn vierde kreeg zijn moeder een nieuwe relatie en verhuisde het gezin naar de stad. Toen hij met de school zou beginnen bepaalde zijn stiefvader dat hij alleen Nederlands moest praten. Dit heeft ervoor gezorgd dat hij de twee andere talen niet meer zo goed spreekt. Dat vindt hij jammer, want die zijn ook deel van zijn cultuur. Hij is zijn stiefvader overigens dankbaar voor zijn liefde voor ondernemerschap. “Mijn stiefvader heeft altijd voor die extra prikkel gezorgd om te willen ondernemen.”
Over zijn eigen gezin merkt Noersalim op: “Officieel heb ik vier kinderen, maar ik tel vijf. Ik heb een pleegzoon die bij mij is opgegroeit en vanuit mijn huis is getrouwd. Hij is de grote broer van de anderen, zo zien zij elkaar en daar ben ik heel blij om.” De BiZa-minister werd overigens onlangs opa van een kleindochter.
ICT-liefde
Noersalim is afgestudeerd van het Natuur Technisch Instituut in de richting Landbouw/Veeteelt met als specialisatie aquacultuur. Hij is hierna aan de slag gegaan op de afdeling Visserij van het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij. “No wan sma seti mi kon. Ik heb de oproep gelezen, mijn brief geschreven en het feit dat ik de best geslaagde was van mijn klas heeft natuurlijk meegeholpen.”
Maar het ondernemen kietelde hem en op zijn afdeling ervoer hij hoe belangrijk ICT is om mee te kunnen met de rest van de wereld. Op het werk was het voor hem niet mogelijk om die verandering te brengen. Dus switchte hij naar de private sector. Om zich verder te scholen in ICT begon Noersalim de hbo-studie Microsoft Certified System Engineer. Na succesvolle afronding, voltooide hij eveneens een studie aan de International American University en behaalde de titel master in business administration. Noersalim heeft zich nogal ingezet om de ICT-kennis in Suriname uit te breiden. Zo is hij samen met een partner een bedrijf gestart waar erkende computertrainingen zijn te volgen. “We moeten ook rekening houden met laatbloeiers, en ze de mogelijkheden bieden om zich verder te ontwikkelen”, verduidelijkt Noersalim over het gegeven dat zijn bedrijf veel bezig is met drop-outjongeren die graag een tweede kans willen en zich helemaal terugvinden in het ICT-gebeuren. Sinds Noersalim de functie van minister heeft geaccepteerd, heeft hij de leiding van zijn bedrijven overgedragen. “Niemand mag en kan mij komen zeggen dat ik mijn eigen business voortrek of bevoordeel.”
Jongerenwerk en politiek
Behalve ICT heeft Noersalim een voorliefde voor jongerenwerk. Dat begon toen hij de padvinderij in stapte en in de jeugdclub van de kerk. Dit heeft hem geholpen bij het nemen van juiste beslissingen in het leven, omdat hij in verschillende buurten is opgegroeid waar de invloeden van buiten niet altijd positief waren. Zijn werk binnen de kerk is opgevallen bij gemeenteleden die ook lid waren van de NPS. Noersalim werd toen benaderd door hen om ook in de partij bezig te zijn met de jongeren. Hoewel hij nooit politieke ambities heeft gehad, accepeerde Noersalim de uitdaging. De reden had niets te maken met de politiek, maar met zijn liefde voor het werken met jongeren. Via de politie kon hij meer jongeren bereiken.
“Jammer genoeg wist de voorzitter niet eens wie ik was. Ik was een keer master of ceremony en toen moest hij een ander vragen hoe ik heette. Terwijl ik heel actief was binnen de partij. Ik ging zelfs op de fiets huis aan huis propaganda voeren.” Dat het hoofdbestuur niet toegankelijk was voor de leden, ziet Noersalim als een van typische problemen van de Surinaamse politiek. “Ik heb uiteindelijk een brief geschreven waarin ik mijn lidmaatschap opzegde, omdat het voor mij genoeg was en ik meer wilde ondernemen in de private sector. Helaas heb ik nooit antwoord gehad op mijn brief. Pas toen ik al een jaar lid was van Pertjajah Luhur en de verkiezingen van 2010 naderden, werd ik hierover gebeld door de NPS.”
Het hele artikel is te lezen in het aprilnummer van Parbode.