Ex-officier Jeff Wirht: ‘Na 25 februari was er geen tijd om te slapen’ – Parbode Sneak Peek
Officier Jeff Wirht emigreerde januari 1981 verplicht vanuit zijn geboorteland Suriname en woonde decennialang met een bezwaard hart in Nederland. Anno 2018 is Wirht (64) gepensioneerd als bestuurs- en organisatiekundige en vertelt hij voor het eerst zijn verhaal thuis. Een inbere tori van het Surinaams leger die eindigde met verbanning, vanwege de paranoia van de toenmalige voorzitter van de Nationale Militaire Raad, Desi Bouterse, onze huidige president.
Als werkstudent vertrekt Wirht in september 1975 om de subalterne officiersopleiding in Nederland te volgen. Kersvers afgestudeerd treedt hij in 1977 enthousiast in de rang van tweede luitenant in dienst bij de Surinaamse Krijgsmacht, SKM. Maar al gauw blijkt dat de toenmalige legerleider kolonel Elstak incompetent is, slecht communiceert, de voeding en uitrusting zijn beroerd en de detacheringen te lang.
Tijdens het grootste deel van de vakbondsacties van de Bond Militair Kader (Bomika) begonnen in 1979, is Wirht op detachering in Marowijne en Nickerie. Desi Delano Bouterse woont op Zanderij, omdat hij daar commandant is op het militaire opleidingskamp. DDB heeft voor zichzelf aan het Pad van Wanica ook een varkenskwekerij opgezet. Wirht komt in januari 1980 te werken in de Ajoko-kazerne te Zanderij, met drie andere volledig gebrevetteerde officieren: Emil Cairo, Amer Dihal en Surindre Rambocus. De sfeer is uitstekend als deze vier samen de rekruten trainen op wat vroeger als Bosbivak bekend stond. Deze zogeheten 80-1 lichting van dienstplichtigen is mede door hun bijzondere opleidingsprogramma, dat afweek van wat gangbaar was, uitzonderlijk gemotiveerd. Ze zijn zowat de enige groep die na het eerste weekendverlof in zijn geheel naar Zanderij terugkeerde. Bouterse ontmoet hij vrijwel dagelijks. In die periode voert hij samen met Rambocus gesprekken met Bouterse over een te plegen militaire coup. Bij Nederlands militair attaché Hans Valk praat Wirht zonder medeweten van Bouterse half januari over de erbarmelijke omstandigheden in het leger. Als ze ‘het’ (coup plegen, red.) zouden doen, hoe Nederland daartegenover zou staan? Valk leek niet onwillig, maar bleef vaag. Nadat de stakende sergeanten uit de kazerne in Paramaribo waren gezet, verscherpt Wirht de bewaking van het opleidingskamp als preventieve maatregel voor het geval de stakende sergeanten uit Paramaribo hen zouden komen overvallen. Die pogingen hebben ook daadwerkelijk plaatsgevonden, maar zijn niet geslaagden. Bouterse ziet hij daarna niet meer op Zanderij.
Wirht geeft aan dat hij in de nacht van 24 op 25 februari gelukkig niet thuis sliep, want volgens zijn buurvrouw waren er militairen in enkele voertuigen gekomen. Achteraf bekeken met de kennelijke bedoeling van Desi om hem ‘of te vermoorden of te arresteren’. Bouterse was immers bezig zijn verradersdaad uit te voeren. Wirht overnachtte in Latour om wat dichter bij zijn werk in de kazerne te Zanderij te zijn. Op weg naar het werk vernam Wirht het nieuws van de uitgevoerde coup via zijn autoradio. De voorpagina van De Vrije Stem van die coupdag, die 24 februari gedrukt was, bracht het nieuws van het Persbureau Informa dat ook de officieren ontevreden waren met het slechte functioneren van kolonel Elstak, en dus achter de staking van de onderofficieren stonden. Een achterhaald bericht, omdat zestien stakende sergeanten die nacht intussen de coup hadden gepleegd. Hoewel Wirht verbaasd was over de coup, maakte hij direct rechtsomkeert om zich aan te sluiten bij de coupleiders. In vergadering daar, stelde hij voor de avondklok in te stellen omwille van de binnenlandse veiligheid. Vele politiefunctionarissen waren nadat het hoofdbureau van Politie was vernietigd, buiten functie gesteld. Wirht coördineerde de versterking van de grenswachten te Albina en Nickerie en van de luchthavens te Zanderij en Zorg en Hoop ter voorkoming van buitenlandse militaire inmenging. “Na 25 februari was er zeker vier dagen en nachten geen tijd om te slapen”, vertelt Wirht. “Maar ik was gemotiveerd om vooral interne muiterij en crimineel wapenmisbruik van militairen zoveel mogelijk te voorkomen.” De regeermacht werd overgenomen door de Nationale Militaire Raad met als voorzitter Bouterse, die ook bevelhebber werd van het Nationaal Leger zoals de SKM herdoopt werd. Op de coup terugkijkend zegt Wirht dat Bouterse hem en Rambocus, zijn landgenoten, heeft verraden, door met de Nederlander Valk samen te spannen om de coup te plegen. Valk (lees: Nederland) koos voor Bouterse en de andere sergeanten, want hij dacht dat ze de lager opgeleide mannen – sergeanten – konden manipuleren en het bestuur en ontwikkelingen in Suriname naar hun hand zetten. Dat lukt de voormalige kolonisator echter niet. Goodwill toonde Nederland wel aan de ‘revo’, door 5 miljoen Nederlandse gulden uit de ontwikkelingshulp ter beschikking te stellen. Zelfs tot maart 1983 werd die ontwikkelingshulp uitgekeerd, daar kun je de kranten op naslaan, aldus Wirht.
Gedesillusioneerd
Aangezien Wirht altijd al een functionaris was die goed naar medewerkers kon luisteren en met hen kon praten, hield hij kantoor op het Fort Zeelandiacomplex waar hij solliciterende ex-dienstplichtigen en burgers ontving, en mensen die voor ernstige grieven en noden een oplossing zochten. “Edwin Gefferie was de bekendste bij de herintredende militairen. Vooral vanwege de klokkenluiders onder de burgers, besefte ik voor het eerst hoe groot de corruptie en onderdrukking was onder regering van de Nationale Partij Kombinatie (NPK)”, vertelt Wirht. Het was volgens Wirht allemaal vriendjespolitiek en regelarij. Het grootste deel van de burgers, dat buiten de graaiende politieke kliek viel, werd ernstig achtergesteld. “Ik was zeer gedesillusioneerd, ik had werkelijk niet gedacht dat Surinamers zo corrupt konden zijn”, vervolgt Wirht, “want dit waren maar enkele voorbeelden. In die periode hebben de militairen die betrokken waren bij onderzoek gezien hoe die corruptie werkt. Hebzucht maakte velen, vooral Bouterse en Abrahams, tot navolgers.”
Op 3 april 1980 vierde Wirht zijn 26e verjaardag met bekenden, zoals Surindre Rambocus, Edward Naarendorp en Marcel Zeeuw. Vanzelfsprekend spraken ze over de situatie. De coup werd vrijwel direct tot ‘Revolutie’ gedoopt. De toestroom van jonge linkse politici naar de Nationale Militaire Raad (NMR) was groot, zoals van de Revolutionaire Volks Partij, dat was het deel van de Volks Partij dat ging samenwerken met het regiem. “Het was uiteraard een tijd vol uitdagingen voor het leger, maar we gingen ervoor. Er werd een ministerraad benoemd en Nederland werkte mee om ontwikkelingsgelden ter beschikking te stellen. Die moesten vooral via Nederlandse bedrijven en consultants weer terugvloeien naar Europa. De Nederlandse Ontwikkelingsminister Jan de Koning werd bij zijn bezoek aan Suriname daarom uitgejouwd door een menigte die was verzameld door de linkse politici: ‘Jan de Koning, Suriname is geen pot met honing’. Ergens vóór die hele dyugudyugu bleek dat adjudant Fred Ormskerk, via Frans-Guyana naar Suriname was gereisd. Ormskerk, bijgenaamd ‘Bikkel’, was een gerespecteerde Indonesië- en Koreaveteraan en beroeps-TRIS- en SKM-militair met pensioen. Zijn komst werd erg verdacht gevonden vanuit de NMR.”
Het hele artikel is te lezen in het meinummer van Parbode.