Stonfutu: Martha Elizabeth Ligeon (91) – Parbode Sneak Peek
Oma Ligeon komt zelf de poort opendoen als we aankomen. Ze gaat ons voor naar de woonkamer waar we plaatsnemen op een prachtig wit bankstel. Oma Ligeon heeft pas griep gehad en kon vandaag daarom niet naar de kerk gaan om met het bloemschikken te helpen, “want het heeft geregend”, zegt ze spijtig. “Het is ook een kwaaie boel geworden op straat tegenwoordig.” Haar jongste broer, die aan de overkant woont, hielp haar met de boodschappen toen ze griep had. Ze vertelt dat de huizen van haar en van haar zus – waar haar jongste broer in woont – zijn gekocht vóór november 1975. De woningen werden goedkoop van de hand gedaan, omdat er aan de mensen verteld werd dat ze hier niet meer veilig zouden zijn als Suriname onafhankelijk was.
De gepensioneerde onderwijzeres woont nu alweer vele jaren in Beekhuizen, maar is geboren en getogen te plantage Vierkinderen als oudste uit een gezin van zeven. “Het leven was daar moeilijk”, haalt ze zich voor de geest. “We waren arm, maar het was ook leuk.” Ze vertelt: “Mijn broer kwam thuis en mijn zus zei tegen hem: ‘de rijst is allang gekookt, maar er moet nog wat bij. Ef’ yu no yep’ unu w’o dede’. En dan werd er gauw vis gevangen en was het smullen geblazen!”
Martha was vanaf haar jonge jaren heel kerkelijk en op een gegeven moment vroeg een van de nonnen of ze wilde leren voor onderwijzeres. Dat wilde ze graag en ze ging toen eenmaal per week naar de cursus voor de kleuterakte. Toen ze die had afgerond, koos ze ervoor om in de stad te blijven wonen. Want als ze terugging naar de plantage om daar te werken, zou ze niets meer kunnen bijleren, was haar gedachtegang. En zo kon ze voor de vierderang gaan. Ze moest zes gulden per maand lesgeld betalen. Huisvesting was een probleem: ze deelde een benedenwoning met een collega. “Ik moest huur, water en stroom betalen en ik moest ook mijn moeder helpen met de kleintjes. lk heb onder meneer Sweet gewerkt en meneer Leeuwin kwam voor de inspectie op school. Het waren leuke mensen.”
“We moesten ook op huisbezoek gaan bij de leerlingen”, merkt ze op. “Als je de straten zag…vol modder. Maar wanneer ik daar was en de kinderen zeiden: ‘Juf laten we krabben gaan zoeken’, was ik enthousiast. Je moest die krabben zien: zulke grote”, gebaart ze met haar handen. Later vroeg ze overplaatsing aan naar Alkmaar, omdat het dichter bij de stad was. Tien jaar heeft ze op Commewijne gewerkt, ook heeft ze lesgegeven op de openbare school Livorno1 en Livorno 2. Er was haar ook gevraagd om in Nickerie te gaan werken, maar omdat ze niets van de mampira moest hebben, heeft ze daarvoor bedankt. Toen ze zestig werd en met pensioen ging, gaf ze een feestje in de stad en kreeg ze van de school een djarusu-sturu cadeau. “Ik had een brief kunnen schrijven om nog twee jaar door te werken, maar ik wist toen niet dat dat mocht”, legt ze uit.
Het hele artikel is te lezen in het meinummer van Parbode.