Het ‘vrije’ woord in koloniaal Suriname – Parbode Sneak Peek
Het recht op vrije meningsuiting is een van de oudste grondrechten van de mens. In de koloniale periode domineerden de overheersers op elk vlak. Wet- en regelgeving waren sinds het vroege begin hiertoe een middel. De wetgevende macht in de Surinaamse kolonie lag in handen van de toplaag. Toch was er binnen de eliteklasse sprake van conflicten. Bijvoorbeeld in de verhouding tussen de koloniale overheid en de welgestelde uitgevers van kranten.
De planterspers
Sinds 1774 worden er in Suriname kranten uitgegeven. De eerste krant, De Weekelyksche Woensdaagsche Surinaamsche Courant, vervulde een behoefte aan nieuws en informatie. De uitgever was Wolphert Jacob Beeldsnijder Matroos, geboren en getogen in Nederland. Wie deze kranten uitgaven? Historica Mildred Caprino: “Was het niet het koloniale gouvernement dat een krant uitgaf, dan waren het vermogende vooraanstaande ingezetenen die het initiatief namen.” Net als de uitgevers, bestond het lezerspubliek van de kranten voornamelijk uit mensen van Europese afkomst: plantage-eigenaren en bestuursambtenaren. De kranten waren bestemd voor de plantage-eigenaren en de overige blanke bevolking. Ruud Beeldsnijder (1927-2004) noemde daarom in zijn artikel, Censuur in Suriname (1992), in het tijdschrift Mutyama, de achttiende-eeuwse Surinaamse pers een ‘planterspers’.
In zijn werk Het Surinaamse krantenwezen in de koloniale tijd (1983) wijst Desi Truideman erop dat de grote massa buiten Paramaribo grotendeels toen uitgesloten bleef van de maatschappelijke ontwikkelingen. Dit kwam door de sociale structuur van de kolonie. De zogenaamde ‘geleerden’ die wel in staat waren een krant te lezen, woonden voornamelijk in Paramaribo. Maar het overgrote deel van de bevolking kon niet lezen en schrijven.
Overheidsbelangen
Kranten drukken was een overheidsprivilege dat werd verleend aan personen. Zo’n privilege betekende ook erkenning van de drukkerij. De eerste krantenuitgever Beeldsnijder Matroos bekleedde zelf officiële overheidsfuncties in Suriname. Daarom kreeg hij een voorkeursbehandeling en mocht een krant uitgeven. Voor de overheid bewees het nut zich al gauw: officiële bekendmakingen, zoals publicaties van wetten en advertenties werden regelmatig via de kranten verspreid. In het eerste nummer van de Weekelyksche Woensdaagsche Surinaamsche Courant staat een plakkaat gepubliceerd dat Beeldsnijder Matroos zelf met trots had aangekondigd. Zeker tot 1816 waren kranten vooral een communicatiekanaal voor de overheid.
Censuur
Doordat de overheid via de kranten communiceerde, deden de uitgevers aan zelfcensuur. Zo beschermden zij hun voortbestaan. Al in de achttiende eeuw was er sprake van preventieve censuur, vooraf. Ook de overheid zelf controleerde de inhoud van de krant. Proefexemplaren moesten vóór publicatie ter goedkeuring naar de gouverneur. Later uitten leden van de elite via de krant hun misnoegen en ontevredenheid over bijvoorbeeld bestuursfunctionarissen. Die vatten dit vaak op als een persoonlijke belediging. Het leidde tot overheidsmaatregelen tegen de krant, een vorm van onderdrukking, van repressieve censuur. Een opvallend geval van overheidscensuur was dat in 1775, toen het huidige Nederland was uitgeroepen tot ‘de Bataafsche Republiek’. De gouverneur vaardigde in dat jaar een verbod uit op het verspreiden van geruchten die tegen de regering gericht waren en onrust zouden aanwakkeren. Hierbij maande hij de inwoners van Suriname om niet deel te nemen aan debatten over de ‘rechten van de mens en burger’ en geen schotschriften te drukken.
Lees het hele artikel in het julinummer van Parbode