Ferdinand Welzijn: ‘De prijs die wij nu betalen is in ieder geval erg hoog’ – Parbode Sneak Peek
Tijdens een lezing in november 2014 waarschuwde toenmalig VSB-voorzitter Ferdinand Welzijn voor een rampscenario à la Venezuela als onze regering zou voortgaan op het sociaal-populistische pad. Welzijns wees erop dat de Venezolaanse machthebbers eveneens een sociaal beleid voerden, waarbij zo’n beetje alle bedrijven over de kop gingen, de werkloosheid enorme vormen aannam en afhankelijkheid van de overheid groeide. Ruim twee jaar later voerde Welzijn zelf de scepter over het ministerie van HI&T en pendelde hij lange tijd tussen dit departement en Juspol, waar hij waarnam als ad interim-minister. Hoe kijkt hij terug op deze periode?
“Ik zie mezelf als een eenvoudig mens net als vele anderen die vooruitstrevend denken in het belang van de samenleving”, zo omschrijft Ferdinand Welzijn, ex-minister van Handel, Industrie en Toerisme (HI&T) zichzelf in het kort. Hij is geboren in 1960 te Paramaribo en zijn kinderjaren heeft hij doorgebracht op het Houttuinproject, waar de ouderlijke woning met landbouwperceel hem nog steeds ter beschikking staat. Welzijn behaalde in 1985 een bachelorgraad aan de Politie Academie in Suriname, en in 1990 voltooide hij aan onze universiteit zijn rechtenstudie.
Politie-inspecteur
Welzijn is vooral bekend van de periode dat hij voorzitter was van de Vereniging Surinaams Bedrijfsleven (VSB). Minder bekend van deze jurist is dat hij ook politie-inspecteur is geweest. “Ik ben vanaf 1985 tot mijn ontslag uit het Korps Politie Suriname (KPS) werkzaam geweest bij de Algemene Surveillance Dienst, destijds de grootste afdeling bij KPS waar plusminus 350 politieambtenaren in verschillende rangen waren ingedeeld. Als politie-inspecteur in de hogere leiding kreeg ik te maken met allerhande calamiteiten die zich op landelijk niveau voordeden”, getuigt hij.
Als jongeman heeft hij de Binnenlandse Oorlog door de politiebril bekeken. “Ik was actief betrokken”, benadrukt hij. Welzijn hield zich toen met de coördinatie van de detacheringen van politieagenten naar oorlogsgebieden als Moengo, Albina en Brokopondo. Zeer enerverende gebeurtenissen in zijn carrière waren onder andere de aanval en moordaanslag op politiemannen te Tamanredjo en het opblazen van masten langs de Afobakaweg door het Jungle Commando. “Tot dat rijtje behoren ook de tijdelijke sluiting van de aluminiumsmelter te Paranam en de grote staking van Suralco-arbeiders die daarop volgde, waarbij ik als commandant van de Mobiele Eenheid ter plekke moest optreden. Verder de grote staking in Paramaribo (studentenactie ‘Geen brood, geen school’). Ook in dat geval had ik de coördinatie vanuit het bureau van de Stadspolitiecommandant”, somt hij op. Hij haalt nog meer aangrijpende momenten voor de geest: een ongeluk op 25 november 1987 waarbij de toenmalige collega-politie-inspecteur Jacobs het leven liet, de bezetting van de Afobakastuwdam, de vliegramp van 1989, de aanvallen op politiestations en de moord op inspecteur Gooding in augustus 1990.
Welzijn kan zich nog heugen dat het KPS na de dood van Gooding en de ‘Kerstcoup’ totaal gedesoriënteerd was. Er was een staking van bijna drie maanden en nagenoeg alle politie-inspecteurs van zijn lichting die een leidinggevende rol vervulden, hadden hun functie neergelegd. “Ik bleef werken tot de verkiezingen van 1991 en koos uit de verschillende aanbiedingen – ook vanuit het buitenland – voor Suralco. Ik begon op de afdeling Personeelszaken en Beveiliging. Vervolgens belandde ik op de afdeling Human Resources en eindigde als hoofd van de afdeling Juridische en Industriële Zaken waar ik vaker de general manager heb vervangen.”
Suralco
Welzijns voormalige werkgever Suralco is op een gegeven moment uit ongenoegen ermee opgehouden in Suriname. Een opeenvolgende reeks van verbonden gebeurtenissen heeft volgens Welzijn het vertrek van Suralco veroorzaakt.
“De politiek heeft vanaf het op gang komen van de goudindustrie met investeringen uit het buitenland (Iamgold) en ons eigen Staatsolie, minder aandacht gegeven aan de toekomst van de bauxietindustrie. Brieven vanuit die sector werden slecht beantwoord en op verzoeken voor overleg werd amper gereageerd.” Hij stelt verder dat er een structureel tekort is aan capaciteit bij instituten, bijvoorbeeld het Bauxiet Instituut Suriname en de Geologische Mijnbouwkundige Dienst, maar ook bij het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen, met daarnaast een merkbaar gebrek aan goed leiderschap. Personen in bepaalde overheidsposities hadden gewoon een afkeer van alles wat met multinationals te maken had. “Men had slechts oog voor de grote winsten die zij uit onze hulpbronnen haalden, daarbij geheel voorbijgaand aan het feit dat diezelfde multinational ook een nagenoeg gegarandeerde en relatief stabiele bron voor staatsinkomsten was. In piektijden werden meer dan achtduizend gezinnen voorzien in hun levensonderhoud”, vervolgt hij.
Volgens Welzijn stelde de regering bij het eerdere vertrek van de andere bauxietmaatschappij, Billiton, dat internationale investeerders klaarstaan om de bauxietindustrie over te nemen. Tot nu toe is dat niet te merken. “De prijs die wij nu betalen is in ieder geval erg hoog. Ter vergelijking: de Jamaicaanse overheid, die met Alcoa in overleg was over de voortgang van hun bauxietindustrie, heeft de zaken op een fundamenteel andere wijze aangepakt. Jamaica heeft daarom nog een florerende bauxietindustrie; in ieder geval zijn daar duizenden die er nog een inkomen aan verdienen. Op gegeven moment werd de leiding van Suralco naar de regio – Brazilië – gedelegeerd. De managers in Brazilië hadden meer aandacht voor het redden van hun eigen zaak en hebben initiatieven van de leiding hier steeds getorpedeerd. Menig Suralconiër die destijds in de leiding zat, heeft dit beaamd.”
Een laatste oorzaak is het management van Suralco dat zich had gericht op het bouwen van de Merianmijn in Oost-Suriname. Met die mijn wilde ze de kosten voor de bauxietwinning in het Nassaugebied opsplitsen. De goudconcessie waar nu Newmont (vroeger Surgold) is, was daarom in handen van Suralco. De goudvoorkomens daar zijn ook door Suralco bewezen en geprepareerd. “Het zou zeer interessant zijn te vernemen tegen welk bedrag Alcoa haar aandelen in Surgold verkocht heeft en die prijs te vergelijken met wat de Staat heeft betaald voor deelname in de Merianmijn.Ik heb het Alcoa-jaarverslag 2014 doorgenomen en daarin staat dat hun 20 procent aandeel is verkocht voor 18 miljoen (na aftrek van belastingen), dus de verkoopprijs moet 30 miljoen US-dollar zijn geweest. In het Staatsolie-jaarverslag 2014 staat dat ze 350 miljoen US-dollar moesten betalen voor 25 procent aandeel. Dit bedrag bestaat uit de historische kosten en participatie in de ontwikkelingskosten van de Merianmijn. De totale investering was toen geschat op 1 miljard US-dollar, dus het aandeel voor ontwikkelingskosten was dan 250 miljoen US-dollar, rest dus 100 miljoen US-dollar voor de historische kosten. De Staat Suriname heeft dus driemaal meer betaald voor zijn aandeel in Surgold. De historische kosten zijn de kosten die Alcoa heeft gemaakt bij de exploratie van de concessie.”
De ontmanteling van de raffinaderij, is voor zover Welzijn weet, deel van de intentieverklaring die het onderhandelingsteam van de Staat heeft ondertekend met Alcoa. De discussie draait nu om de vraag of er een industriepark komt op de voormalige plant. Welzijn verwijst naar zijn opmerkingen over de trage gang van zaken rond de toekomstige industriële ontwikkeling. Hij noemt ook het gebrek aan gelijkgerichtheid, de neuzen wijzen niet één kant uit. De intentieverklaring met Suralco over het industriepark is na goedkeuring door de Raad van Ministers ondertekend. Maar deze had slechts betrekking op de opzet van een economische zone, laat Welzijn optekenen.
Lees het hele artikel in het augustusnummer van Parbode