Plantage Groot-Chatillon wordt 85 hectare groot daklozenopvang – Parbode Sneak Peek
Nu het aantal zwervers in Paramaribo dramatisch toeneemt, komt er hulp uit het binnenland. Waar ze in een fatsoenlijk bed slapen, goed te eten krijgen en in de natuur tot rust komen, als er naast het opknappen van de verwilderde plantage nog tijd over is.
Aan de overkant van de Surinamerivier, schuin tegenover Domburg en recht tegenover het recreatiestrand White Beach, ligt Groot-Chatillon tussen andere verlaten plantages als Gelderland, Rorac en Klaverblad. Er lopen aan de overkant geen wegen meer, alleen met een bootje kan je in noordelijke richting het nog bewoonde Laarwijk bereiken. Naar het zuiden varend zie je na enkele kilometers de Suralcobrug, die vroeger de raffinaderij op Paranam met de bauxietmijnen verbond. Verder is er aan de overkant weinig meer. Het is bos, alleen maar bos. Geen oerwoud zoals toeristen denken, want daar is het te jong voor. Het heet secundair bos.
Henk Amstelveen kreeg op Groot-Chatillon 85 hectare voor zijn daklozenproject. Best veel, maar jammer genoeg het slechtste stuk. Vanuit de boot glibberde je diep in de modder om smerig aan land gekomen niets anders dan natuur te zien. Alles was overwoekerd, om moedeloos van te worden, zeker als je wist dat verderop het mooiste en grootste deel van de plantage ligt, de 272 hectare van voormalig minister Michael Jong Tjien Fa (zie kader). Daar staat nog het oude plantagehuis, een beetje vervallen, maar Henk praat er losjes over: “Ik zeg je, ik zou het binnen drie weken op kunnen knappen, maar ik maak me er niet druk over. Hij heeft het nu eenmaal van de Staat gekregen en wij hebben ook een groot stuk. En mijn jongens kunnen hier veel leren, daar gaat het juist om. Als iemand ons tien huizen wil geven, dan zou ik antwoorden: geef me vijf en doe er een paar vaklui bij, om mijn jongens te scholen, dan bouwen we samen die andere vijf wel.”
Land veroveren
Ze begonnen een paar jaar geleden, maakten een plek schoon, maar na vijf dagen spoelde een vloed alles weg. Ook bij de tweede poging was het water de baas. Pas op deze oever wonnen ze, na het veroverde bos met drie pontons zand opgehoogd te hebben. Henk Amstelveen: “Toen zijn we verder gaan ontginnen. We konden een oude graafmachine kopen met hulp van de Apostolische Kerk in Nederland. Op dit deel van Groot-Chatillon kwamen trouwens melaatsen aan na de sluiting van Batavia. Hier zie je nog het oude pad dat naar de verder gelegen barakken liep. Er woonden en werkten daar toen honderden mensen, het was er druk en vrij goed geregeld. In het bos staan nog koningspalmen uit die tijd, meer dan in de Palmentuin. Als je het open zou hakken heb je de mooiste tuin van Suriname.”
Er ligt een stapel prachtige gegalvaniseerde dakspanten, gedoneerd door toenmalig minister Jerry Miranda van Openbare Werken. Het zou anders oud ijzer zijn, vrijwel niks waard. Henk gaat hiermee een grote woonbarak zetten, wel 30 meter lang, waarin een gezamenlijke keuken en woonkamer komt en aparte slaapkamers. Havenbeheer doneerde een container, dat wordt het huisje voor de beheerder. Al deze plannen zijn Fase-II, want iets verderop wonen al een paar ex-zwervers in een huisje pal aan de rivier; menig toerist zou jaloers zijn. Hier zie je enkele bekende gezichten van zwervers die zo vaak een vaste plek in de stad hebben. Daar loopt de zwerver die de Maagdenstraat als zijn territorium had. Of hij terug naar de stad wil? Nee, hij wil hier blijven.
Langs de oever staan grote bossen bamboe, ze kraken in de wind. Henk, die zich ‘meewerkend’ directeur noemt: “Deze bamboe stond er al. Let op, het is geld, we gaan het verduurzamen, anders is het na een half jaar kapot. Niet met gif, dat kan ik voor mijn jongens niet maken, maar door het drie maanden onder water te houden wordt het hardhout. Een oude truc uit Indië. Met dat geld kunnen we verder bouwen, alles hier moet selfsupporting zijn.”
Lees het hele artikel in het augustusnummer van Parbode