Grafschennis in Suriname – Parbode Sneak Peek
De dood is onvermijdelijk in ons leven. Familieleden en afleggers doen hun best om een overledene een waardige begrafenis te geven. Terwijl de nabestaanden in diepe rouw zijn, blijken er kwaadaardigen rond te lopen die graf- en lijkschennis plegen. Een ernstige, zeer pijnlijke verstoring in de verwerking van het smartelijk verlies. De grafschenners staan er niet bij stil hoeveel leed zij anderen aandoen.
De middagzon schijnt fel als we een van de begraafplaatsen aan de Jagernath Lachmonstraat betreden. De begraafplaats is zo goed als vol, wel is er nog een plek voor zij die lang van tevoren een laatste rustplaats gereserveerd hebben. Vanaf de straat zijn oude graven waarneembaar, achterop de begraafplaats is er een bosschage die de vele graven aan het oog ontrekt. ‘Klopklop, mogen we door’, roepen we in de richting van de beheerderswoning. Als we kenbaar maken dat we meer over grafschennis willen weten, worden we vriendelijk ontvangen.
“Wij hebben stille buren en hebben geen last van degenen die hier liggen. Zij doen ons niets. We zoeken nog steeds eentje die ons kan vertellen wat de winnende nummers van de Lotto zijn”, vertellen de bewoners van de begraafplaats. “We hebben meer te maken met dieven en junkies. Er wordt vaak ingebroken in onze woning. Vroeger namen onverlaten veel grafstukken mee. Die verkochten ze door aan bloemisterijen. Tegenwoordig gebeurt dat minder, omdat haast alle grafstukken in het graf geplaatst worden. Het is voorgekomen dat mensen schade aan graven hebben berokkend waarbij politieonderzoek nodig was. Als wij opmerken dat mensen laat in de avond bezig zijn bij een graf, gaan wij niet zomaar kijken. Soms bellen wij de politie. Op de begraafplaats gebeurt van alles. Ook sekspartijtjes vinden er plaats. En het zijn niet alleen junkies die dat doen. Mensen komen ook hun fanowdu doen. Ze komen met van alles: water, houwer, tjap. Maar als mensen komen om een graf te schenden, doen ze dat meestal tegen middernacht. Ze nemen dan van alles mee: sieraden, handen, voeten, schedels, botten … Er is in het verleden zelfs een babylijkje meegenomen. De dag na de tengravelegging was het lijkje nergens te vinden. Nabestaanden hebben er een zaak van gemaakt, maar zoals zo vaak, zonder resultaat. Het lijkje is nooit terechtgekomen.” De bewoners op de begraafplaats treffen vaak open graven aan waarbij soms geraamtes te zien zijn. Soms schuiven zij een stuk zinkplaat eroverheen, soms is dichtmetselen noodzakelijk.
“De mens weet niet wat hij wil. Waar de een met schoenen loopt, gaat de ander blootvoets”, vertelt een bewoner gelaten. Die herinnert zich een begrafenis, waarbij dragers met een lijkkist op de schouders aan het dansen waren, toen van achterop de begraafplaats plots een man – met jas en al – dansend tevoorschijn kwam uit de busbusi. “Natuurlijk schrok eenieder toen de man al gauw de richting van de stoet opkwam. Swingend op de muziek gilde hij ‘Na a poku wiki mi’. Hij vroeg ook nog om koffie. Achteraf bleek dat de man in een oude lege kelder woonde die op de begraafplaats tussen het bos staat.”
Afleggers over grafschennis
Gerold Yngard, waarnemend voorzitter van de Federatie van Afleggers Verenigingen in Suriname, zegt dat zodra iemand begraven is, er grafschennis kan plaatsvinden. “Grafschennis is wanneer er schade wordt aangericht aan een graf. Bijvoorbeeld als grafstenen of graven worden stukgeslagen en grafstukken worden meegenomen. Maar ook het wegnemen van planten en bloemen op de graven. De schennis vindt plaats bij zowel jonge als oude graven”, weet Yngard, die sinds zijn negentiende afleggerswerk doet en reeds 42 jaar in dit vak zit. Voorheen was hij militair en obductie-assistent van beroep. Yngard zegt dat op veel begraafplaatsen onverlaten zich bezighouden. “Zij hebben geen vaste woonplaats en de begraafplaats is voor hen een veilige plek om te doen wat ze willen. Sommigen wonen zelfs in oude verlaten kelders. Een probleem is dat vele begraafplaatsen slecht onderhouden worden”, benadrukt Yngard.
“Mensen hebben allerlei redenen waarom ze naar begraafplaatsen gaan. Bijvoorbeeld culturele doeleinden of als het binnen een bepaalde familie traditie is dat ieder lid met een bepaald klontje goud begraven wordt. Onverlaten en kwaadaardigen die dit weten, kunnen het graf openbreken om zo’n waardevol item te halen. Kijken we naar het etnische, dan gebeurt het weleens dat bijvoorbeeld een Creool en een Hindostaan een gezin stichten waar familieleden het niet mee eens zijn. Als een der partners overlijdt, kan de familie van de overledene weigeren de partner de begrafenis te laten bijwonen. Zo’n persoon kan uiteindelijk toch naar het graf gaan. Bewust of onbewust kunnen emoties maken dat het graf wordt vernield”, zegt Yngard.
Ook vindt er ontering van lijken plaats. Lichamelijk contact met een lijk is sowieso gevaarlijk omdat je er een ziekte van kunt oplopen. Yngard heeft ervoor gepleit dat afleggers gevaccineerd worden, om het risico van besmetting te voorkomen. De federatie heeft in samenwerking met het Bureau voor Openbare Gezondheidszorg een vaccinatiecampagne uitgevoerd, waarbij afleggers zijn gevaccineerd tegen overdraagbare ziekten. Sjachnaz Pengel, die al zo’n veertien jaar afleggerswerk doet, bevestigt Yngards bevindingen. “Er komen verschillende stoffen vrij bij lijken, die de gezondheid kunnen schaden. Als oude botten tegen iemands lichaam aankomen of de persoon steken kan dat gevaarlijk zijn. Bij een jong graf heb je nog met lichaamsvocht van het lijk te maken. Niet alleen lijkwassers maar iedereen die met lijken te maken heeft moet zich beschermen. Elke cultuur heeft haar regels waaraan mensen zich moeten houden. De gevolgen van het plegen van grafschennis zullen bij ieder anders zijn.”
Lees het hele artikel in het oktobernummer van Parbode