Rappa’s Tori: Poti en pôti – Parbode Sneak Peek
Een klein uitspraakverschil met een duidelijk betekenisverschil, zoals dat met vele woorden in vele talen het geval is. Poti (pottie), maar niet met de (o) zoals in pot, maar met eentje die wat meer naar voren in de mond wordt gevormd, richting (o) van poot maar korter. Deze klank komt in vele woorden in het Sranan voor, zoals (rijmend op poti): doti, koti, noti en ook in doni, Boni, koni en moni. Voor buitenlanders een niet gemakkelijk aan te leren klank.
Behalve als werkwoord met de betekenis ‘leggen of zetten’, komt poti als zodanig niet als zelfstandig naamwoord voor. Je kan er geen aantal van maken, bijvoorbeeld wan poti, tu poti, moro poti, zoals bij wan buku, tu buku, moro buku. Verder wordt tijdens het spreken de (i) van poti veelal samengetrokken: ‘mi pot’ a buku drape’ (ik heb het boek daar gezet) in plaats van: ‘mi poti a buku drape’. Als kleine jongen speelde Sasa, de oude vrouw die in een huisje op het erf woonde, ‘pingi, pingi, kasi’ met me. Ze kneep me dan lichtjes achter m’n knokkeltjes op mijn hand en zong: ‘Pingi pingi kasi, mi pot’ mi brede dya, mi pot’ mi kasi dya…alata waka, waka, waka… (ik zet mijn broodje hier, ik zet mijn kaas hier… ratten lopen, lopen, lopen…). Bij ‘alata’ liet ze mijn hand los en ‘liep’ met haar wijs- en middenvinger als een rat langs mijn arm naar mijn nek om mij te kietelen. Gegier en geschater, en natuurlijk moest Sasa dit spelletje ettelijke keren herhalen.
Poti komt meer voor in uitdrukkingen en zegswijzen. Bijvoorbeeld: De good looking Yolanda vertelde aan haar vriendin dat haar oudere chef haar tijdens vergaderingen steeds ‘schatje’ noemde, totdat zij hem na een paar keren rustig zei: ‘Alleen mijn man mag mij ‘schatje’ noemen, dus alstublieft: no skatje mi’.
“Goed zo”, zei de vriendin, “yu pot’en netjes tapu en presi.” (Je hebt hem netjes op z’n plaats gezet.)
Als het meisje van vijftien tegen haar grootmoeder zegt: ‘Oma, ik ben ’s morgens zo misselijk’, zegt oma: ‘Meisje, hou op! Y’e pot’mi ini wan prakseri’, oftewel letterlijk: ‘je zet me in een nadenken’ oftewel:‘je doet bange voorgevoelens in me opkomen’. Toen zijn zoontje de grote, glazen schuifdeur van de buurman met z’n voetbal na een keihard schot aan diggelen schopte, riep Ruben uit: ‘Deze jongen, yu pot’mi ini paiman! (Jongen, je zet me in de schulden.)
Pôti met een gerekte (o) uitgesproken, betekent ‘arm, behoeftig’, vaak verwerkt in de uitroep: ‘tye pôti’ of ‘ke poti’, wat zoveel wil zeggen als ‘och arme, wat zielig’. Als je jezelf beklaagt, zeg je: ‘pôti mi’. De (i) wordt tijdens het spreken niet ingekort.
Lees het hele artikel in het oktobernummer van Parbode