Bori Tori: Ba suku, ba feni, ba tyari – Parbode Sneak Peek
Als jonge tiener woonde ik enkele jaren in een kindertehuis. De reden doet er nu niet meer toe. Trouwens, wij maakten er maar het beste van en hoe… We waren een stelletje uit hun krachten gegroeide kinderen die dachten dat ze daar waren om het tehuis op z’n kop te zetten. Wij vonden het niet leuk dat wij van de vele lekkernijen die wij van donoren kregen maar een fractie zagen. Als er dertig ananassen binnenkwamen, werden er vijf in plakken gesneden en de rest zagen we nooit meer terug. En zo ging het ook met chocolade. Het was een tantaluskwelling voor ons om zoveel lekkernijen in het magazijn te zien verdwijnen. We waren twaalf, dertien en veertien jaar oud en out of control. We namen het recht in eigen hand. Dat ging zo: met ons tweeën liepen we onschuldig het kantoor van een van de hoofdleidsters binnen en begonnen met haar te babbelen. Een van ons begon heel onnozel de foto’s aan de wand te bekijken, en op het moment suprême, pakte die de sleutel van het magazijn van het haakje. Tante was met haar hele wezen in het gesprek. Ze was een vrouw met een zeer sterke focus; ze merkte echt niets op. Daarna was het wachten tot de leidsters van de ochtend- en de middagdienst naar huis waren. En wanneer de nachtploeg eindelijk sliep, begaven wij ons rond een uur of twee naar luilekkerland. Er stonden grote zakken met suiker, maar we hadden niets om de suiker in te doen. Onze oplossing lag op een van de rekken. We pakten een paar potten augurken, gooiden de inhoud in de vuilniston en voilá! Op de rekken strekte luilekkerland zich verder uit in de vorm van potten chocopasta, jam, pindakaas, sandwichspread, leverpastei en hotdogs. Van alles namen we wat. Ook pakken sap en flessen stroop maakten we buit. Uit de koelkast pakten we chocoladerepen, vla, yoghurt en fruit. Nachtenlang hadden we feest. We hadden elk onze eigen kamer, maar voor de gelegenheid gingen we dan gezellig bij iemand op de kamer zitten schransen tot we bijna in slaap vielen. Eenieder had zijn of haar eigen geheime ruimte om de buitgemaakte lekkernijen in te verbergen. Ik had onder mijn bed een plank kapot gemaakt die ik weer netjes over de open ruimte legde als ik wat uit mijn ‘provisiekast’ had gepakt. Wanneer wij ‘s avonds (ongewoon) rustig waren en de leidsters ons niet steeds tot de orde hoefden te roepen, waren wij in de hogere regionen van het huis ons souperaan het nuttigen. De slaapkamers waren namelijk op de tweede verdieping. Het huis was erg groot, wel vier gezinnen konden verlosse elle erin spelen. Niet alle leidsters konden snel de trap oprennen, dus hadden we genoeg tijd om ons uit de voeten te maken als we de treden hoorden kraken.
Lees het hele artikel in het novembernummer van Parbode