Redimusu: vrijheidszoekers of collaborateurs? – Parbode Sneak Peek
Redimusu staat nog altijd voor ‘verrader’. Maar de geschiedenis toont dat het Korps Zwarte Jagers zich niet vrijwillig inzette om op weggevluchtte lotgenoten te jagen. Dat benadrukt Lucinda Darson (47), die op dit thema afstudeerde aan het Institute for Graduate Studies and Research. Voor haar masterthesis bij de opleiding Geschiedenis onderzocht ze het beeld dat in de 18e eeuw bestond over het Korps Zwarte Jagers, ook wel redimusu genoemd. Dit legerkorps van driehonderd tot slaafgemaakten werd in 1772 opgezet.
Over de oorlogen die tussen 1767 en 1793 tegen de Boni-negers zijn gevoerd, is veel geschreven. Die hebben de kolonie blijkbaar zodanig op stelten gezet dat de koloniale zware maatregelen trof. Tegen de marronaanvallen werd een leger van honderden huurlingen, Europese militairen, ingezet. Toen het leger de aanvallen niet met succes kon tegengaan, stelde gouverneur Jan Nepveu het Korps Zwarte Jagers in. Dat korps, opgericht op 15 juli 1772, bestond in eerste instantie uit 116 tot slaafgemaakten die van hun meesters waren vrijgekocht. Ze traden in dienst van de koloniale overheid. ‘De gouverneur beloofde deze slaven de vrijheid te geven als zij trouw met de blanken tegen de Marrons zouden strijden’, staat geschreven in het schoolboek Wij en ons Verleden. Dit korps moet niet verward worden met het in 1770 opgerichte ‘s Lands Vrijecorps, dat bestond uit gemanimutteerden en mulatten tussen 14 en 60 jaar. Participatie van tot slaafgemaakte mensen in het defensieapparaat van de koloniale overheid was overigens geen nieuw verschijnsel. ‘Negerkorpsen’ waren er al sinds 1678, maar niet goed georganiseerd. Het verschil was dat de leden van het Korps Zwarte Jagers door de koloniale overheid werden vrijgekocht van hun eigenaren. Hun missie was opsporen, aanvallen en vervolgen van marrons en, indien nodig, uitroeien. Darson stelt dat de ontstaansgeschiedenis van het huidige Surinaams Nationaal Leger in feite teruggaat naar het jaar 1772 toen het Korps Zwarte Jagers werd opgericht. “Vanwege het feit dat het korps een van de eerste door de koloniale overheid bewapende legereenheden was die belast was met de verdediging van het land”, betoogt ze.
Semi-defensieambtenaren
Volgens Darson functioneerden de redimusu als semi-defensieambtenaren. “Ik heb ze zo genoemd in mijn thesis, omdat ze vanwege hun status van tot slaafgemaakten nooit als volwaardige militairen werden gezien en niet werden behandeld als de blanken die dienst deden.” Het eerste optreden van het Korps Zwarte Jagers was een week na de oprichting, gericht tegen de Boni’s en hun vestiging, Fort Buku. Na de dood van Boni werden enkele Boni’s die trouw aan de koloniale overheid beloofden ook aan het korps toegevoegd. Dit resultaat toont dat zonder de participatie van het Korps Zwarte Jagers, het leger van de Europese huurlingen onder leiding van kolonel Fourgeoud niet in staat geweest zou zijn de gevreesde Boni’s te bestrijden.
Rekrutering
De belangrijkste vorm van verzet in Suriname was marronage. Dat was voornamelijk een gevolg van de inhumane behandeling die de tot slaafgemaakten op de plantages kregen. Om de marronage te bestrijden en marrons gevangen te nemen, werden de eerdergenoemde uit blanken samengestelde legers ingezet. Dit mislukte omdat de Europeanen niet opgewassen waren tegen het tropische klimaat en in grote getallen werden getroffen door tropische ziekten. Daarom richtte de koloniale overheid de ‘negerkorpsen’ op. Darson citeert hierover uit haar thesis: “De werving van ‘negers’ zou volgens hen dé oplossing zijn voor het soldatentekort, want wanneer ‘gehele bevolkingen uitsterven, blijven de ‘negers’ over’.” Het waren voornamelijk tot slaafgemaakten die gekocht waren van de plantage-eigenaren en van de slavenmarkt. De procedure van selectie en rekrutering was een buitengewone zaak. De kolonisatoren gingen hier erg serieus mee om. Een voorwaarde was dat de tot slaafgemaakte in goede fysieke gesteldheid verkeerde. Bij de rekrutering werd zelfs de hulp ingeroepen van Quasi van Timotibo (bekende Kwasi van kwasibita, red.). “Hij was een invloedrijke medewerker van het koloniaal bestuur en werd vaak geraadpleegd bij de selectie van tot slaafgemaakten voor het korps. Als bekende marronbestrijder ging hij vaak op expedities met het korps”, vertelt Darson. De instelling van dit korps toont hoe de koloniale machtnemers de marrons vreesden.
Lees het hele artikel in het decembernummer van Parbode