Henk van Vliet: ‘We hadden als omroepers een bepaalde macht’ – Parbode Sneak Peek
Mediaduizendpoot Henk van Vliet (71) timmert al meer dan een halve eeuw aan de weg als radio- en televisieomroeper, programmamaker en journalist. In eigen land is Van Vliet wereldberoemd als ceremoniemeester en om zijn handelsmerk: het heel snel achter elkaar zeggen van ‘nummer 1’. “Suriname is absoluut honderd procent mijn paradijs, mijn nummer 1”, glundert hij met zijn kenmerkende smile.
Henk ontvangt ons op zijn voorterras met laptop (voor de honderden foto’s) in de aanslag. En als we geïnstalleerd zijn met een verfrissend glaasje drinken, vertelt ‘Mister Hit’ hoe het begon: “Ik had altijd al belangstelling voor de radio, op mijn tiende kreeg ik een quatro cadeau. Met mijn zussen luisterde ik graag naar de Avros, toen ons enig radiostation. De ene zus was fan van Elvis Presley en de andere van Pat Boone. Ik ben eigenlijk een nakomertje, dus ik moest brieven voor ze brengen naar de Avros in de Gravenstraat. We woonden waar de Landbouwbank (nu VCB-bank, Lim A Postraat) stond. Dat was in de directe woonomgeving van de latere gouverneur Ferrier, minister Rens, en notaris Vas, en ik woonde op het erf. Ik heb een heel leuke jeugd gehad. Ik deed toen al mee aan een songfestival waarbij ik op de zevende plaats eindigde, dat was toen Clarence en Hans Breeveld hadden gewonnen met de groep Little Stars. Maar niemand kende me, den man ben kar’ mi buru”, gniffelt hij, terwijl hij verder vertelt over zijn showbizz-jeugd en hoe hij ceremoniemeester was voor allerlei feesten.
Dj voor een tientje
Toen kwam de periode van de Froweinschool, waar Henk samen kwam te zitten met Gerold Febis, die ook belangstelling had voor de showbizz. Ze kochten een versterker om als dj te kunnen optreden op feestjes die ze vaak zelf organiseerden. “Je kreeg 10 of 15 gulden om een avond te draaien. En dat geld was niet voor ons, we gebruikten het om platen te huren bij Casa el Sol, kwartje een plaat. Dus we verdienden niets eraan, maar die belangstelling voor omroep en presenteren, daar ging het ons om, toch.” En hij springt even naar een volgende fase met Febis: “Later toen ik aan de Elizelaan woonde, hadden we daar een studio gebouwd, we lazen berichten, speelden omroeper. Voor de grap. Dat was onze drive, de omroep, en we organiseerden ook bijlegfeesten. Mijn hele leven is altijd geweest entertainment, amusement. We richtten een fanclub op en noemden die de Johnsons Family, naar de toenmalige president van Amerika.”
Zijn ogen beginnen nog meer te twinkelen als hij vertelt over de onhandelbare klas 2F op de Froweinschool, die het plan opvatte om te gaan dansen onder schooltijd, bij Febis thuis. “En toen zei Humphrey Bergraaf…” – en Van Vliet gaat over op fluistertoon zoals leraar ‘Boga’ moet hebben gefluisterd: “‘Luister als jullie dat doen, moet iedereen meedoen en niet op school komen hoor, anders kunnen we problemen krijgen’. Dus de voltallige klas ging in plaats van naar school naar de Gonggrijpstraat naar huize Febis, en om half een ging iedereen netjes naar huis. Zelfs Boga is geweest”, giert Henk. Dat bleef het kenmerk van zijn schoolperiode: van het ene feest naar het andere. Als hij na de Froweinschool plannen maaktom naar de Handelsschool te gaan, krijgt hij bezoek van de administrateur van Radio Apintie. Die kwam op een bromfietsje voorgereden en vroeg of Henk de volgende dag even langs wilde komen bij Apintie, want meneer Vervuurt had hem nodig. Wat blijkt, Van Vliets leraar Nederlands, Henri de Ziel (Trefossa), had hem voorgedragen bij Vervuurt, en zo zat hij, zonder te solliciteren op sollicitatiegesprek. Hij accepteerde de job met alle graagte, maar moest nog wel even mams thuis overhalen, want tenslotte was hij pas zestien en nog schoolgaand. Die zei: ‘Als je je hebt ingeschreven op een avondopleiding, mag je gaan’. En toen kon hij aan de slag bij Apintie, op 1 november 1964. Tegelijkertijd schreef hij zich in op de onderwijzersakte, deed daarna de hoofdakte, lo- en mo-Nederlands, welke laatste opleiding hij net niet afrondde. Hij noemt namen van medestudenten Ingrid de Vlugt en Hellen Chang, en docenten Hein Eersel en Eva Essed-Fruin uit die tijd. Hij studeerde niet om in het onderwijs te gaan, het was veel te leuk bij Apintie. Maar toch wilde hij iets doen met al zijn kennis van de onderwijzersakte. “Je studeert, je hebt zoveel kennis vergaard over aardrijkskunde, geschiedenis, maar wat doe je ermee, je staat niet voor de klas, dus zo ontstond het idee voor de quiz Weet je Weetje.”
Henk deed nog meer. Hij presenteerde shows, ontving een onderscheiding voor zijn honderdste show, had een eigen advertentiebureau, richtte tienerblad High Time (later Hi Time) op, trouwde op zijn achttiende met Josta Mannsur, en op zijn twintigste hadden hij en Josta drie kinderen. Ondertussen begon hij les te geven op het Natin, en zette zijn studie op het IOL gewoon voort. Op de opmerking dat hij wel heel erg actief was, pauzeert hij even, en dan, weloverwogen: “Weet je, alles wat ik heb gedaan heb ik met zoveel plezier gedaan, dat ik het geen werken kan noemen. Vanaf dat ik kind was, is dit mijn ding geweest, heb ik altijd belangstelling voor de showbizz gehad.”
Shows
“Wie me eigenlijk bij de televisie heeft gebracht, is André Kamperveen. Die was advertentieman voor de ESSO, die via STVS een amusementsprogramma met Surinaamse groepen presenteerde. Ik was toen mederedacteur van het tienerblad Yeah van Ro Heilbron. Toen dat blad één jaar bestond, op 26 december 1967, werd er in theater Thalia The Big Yeah Combination show georganiseerd. Theo Bijlhout,The Cosmo Beats en The Devils hebben er opgetreden. En dat moet zo zijn ingeslagen” – en hier oogt Van Vliet oprecht verbaasd: “dat ik vanaf toen, in principe voor alles ben gevraagd. Toen ging Ro Heilbron naar Nederland en ben ik mijn eigen blad High Time begonnen. En geloof me, ik was redacteur, opmaker, drukker, snijder, distribueerder, zocht adverteerders en ging geld ontvangen. Stan Herewood schreef sport, en ook Joyce Nahar en later Hans Breeveld, vanuit Nederland, schreven voor me.” Gezellig bladerend door een stapel High Time’s haalt hij herinneringen op aan onder meer Lucas Shepperd, Thelma Ment, Johan Herbert. Bij een foto van een afgeladen Ismay van Wilgen Sporthal komt er een herinnering boven drijven over de Nederlandse zangeres Corry Konings. “Ze was gast tijdens het scholierensongfestival, en mocht de prijzen uitreiken. Toen ik de nummer 1 bekendmaakte, werden die scholieren zo enthousiast, dat ze allemaal het podium op zijn gestormd. Ma a podium stort in so brap, met alle mensen erop. Mooiste van de grap: Corry grab’ mi hori, mi fir’ syêne maar zij zei: ‘Nee Henk, het is niet erg, maar ik wil hier wel een foto van hebben, dit vind ik geweldig!’” Memorabel was ook de eerste show van PercySledge. Met zijn handen, stem en knippende vingers schildert hij het gevulde jaarbeurspaviljoen en het indrukwekkende blazersensemble. Na de aankondiging gaan de trompetten de lucht in, en bij Henks: ‘Pehhh, peh, peh, pe, pehhh’, kunnen we de trompetten gewoonweg horen. De zaal is laaiend enthousiast en zingt luid mee: ‘Laaa, la lalalaaa’. Dan vallen de andere muzikanten in, en …alle zekeringen branden door, de brandweer moet eraan te pas komen en de show is afgelopen. Het publiek was zeer boos, te merken aan de hoeveelheid kapotte flesjes op het podium, maar PercySledge kwam met plezier een tweede keer naar Suriname. Henk: “Ik ben blij dat we mee zijn gegroeid met de showbusiness. Organisatorisch zit het nu op een goed niveau, het is geen bakbawenkri. Als je kijkt naar een Suripop zoals dat nu gepresenteerd wordt, dat evenaart geen enkele show in het Caribisch gebied qua uitvoering, orkest, decor. En dit geldt ook voor andere organisaties.”
De macht van de omroeper
We krijgen het idee dat vroeger alles veel beter, gezelliger, leuker was in het showbizzleven. Henk hierover: “Kijk, het ligt aan de tijdgeest, de radio was het belangrijkste in Suriname. En daarom zijn programma’s legendarisch geworden zoals Yorkatori, Van halte tot halte met lijn 1, Famiri Misma, Nyunsu na in’ Sranantongo. Het is een deel van onze mediageschiedenis omdat je niets anders had. De televisie kwam toen, de STVS, maar dat was beperkt. Men moest het echt de hele dag hebben van de radio. En wat nog belangrijker is: je had maar drie radiozenders: Apintie, Rapar en SRS. Apintie was de populairste, niet omdat ik daar gewerkt heb, maar wij hadden zeker de helft van de luisteraars, en dan ben ik nog bescheiden. Ons concept, Surinaamse artiesten, Surinaamse programma’s, en door de dag heen veel ‘Surinaams’ praten, sprak het publiek aan. Natuurlijk draaiden we de Amerikaanse liedjes ook, maar we vergaten het Surinaamse element niet. EddyVervuurt is wat dat betreft revolutionair geweest met de radio, hij heeft een goede basis gezet voor hoe het radiogebeuren in Suriname eruit moet zien. We hadden als omroepers een bepaalde macht – daarom men praat nog steeds over de omroepers van die tijd – omdat men niets anders had. Bovendien kon je toen niet naar de winkel gaan om platen te kopen van je favoriete Surinaamse artiest. We hadden geen platenmaatschappijen. Opnames werden gemaakt in de studio van Apintie, die alleen die opnames had. Ze (de muziekgroepen, red.) hadden zo’n grote schare fans, onvoorstelbaar. Dus als ze op een privéfeestje speelden, dan stonden buiten op straat de fans te genieten van hun artiest. Het was een glorietijdperk voor de zeker zestig beatgroepen die Suriname toen telde. De tieners hadden dus iets te doen, ze waren bezig met hun favorieten, ze musiceerden zelf, iedereen probeerde een beetje gitaar te spelen, want als je in een beatgroep speelde, was je ‘in’. Beekhuizen, Zorg en Hoop, Combé, elke buurt had meerdere beatgroepen.”
Lees het hele artikel in het januarinummer van Parbode