Bori Tori: Bloed
Het gebeurde jaren geleden. Ik deelde een huisje met een vriendin in een leuke buurt. De meeste mensen kenden elkaar en woonden er al heel lang. De woningen links en rechts van ons stonden leeg, maar wij hadden leuke overburen. Een hele rustige familie met drie tienerkinderen en een baby woonden schuin tegenover ons. Als de vader het gras voor zijn huis maaide, nam hij onze berm ook mee. Daarnaast woonde een gezin met vier zonen. Moeder en vader werkten beiden en de jongens waren keurig opgevoed. De vader heeft wel eens een nieuwe fitting voor ons aangebracht. Dan was er een vrij jong paar. Ze hadden geen kinderen. De vrouw was huisvrouw en haar man zorgde voor het ‘zout’. Buurmans moeder was toen niet lang overleden. Het echtpaar leed erg onder het verlies. Dat waren zo onze directe buren. Aardige mensen allemaal.
Op een dag kwam mijn huisgenoot laat ‘s avonds thuis van haar werk, maakte mij wakker en vertelde het volgende: Ze had nog even staan praten met de collega die haar thuis had afgezet, toen ze plotseling in de lucht een oranjerood licht zag. Het leek niet op het licht van een vliegtuig en ze vroeg hem wat het kon zijn. Nadat die collega een blik in de richting van het vreemde verschijnsel had geworpen was het antwoord: ‘Dat is een asema’. Ze had nooit gedacht dat de griezelverhalen over heksen die door de lucht vlogen op zoek naar bloed, realiteit waren. En dus stond ze om twee uur in de ochtend tegen mijn slaperig hoofd aan te praten: ‘Dat ding kwam zo dichtbij, dat ik het live kon zien. Het zat in een zak waar licht doorheen scheen, zeilde op ongeveer vijf meter afstand langs ons, zweefde over de huizen aan de overkant en landde in of achter een van de manjabomen daar’. Als ik eerder nog niet goed wakker was, dan was ik het hierna wel. We spraken er nog een poosje over en gingen ten slotte slapen. We dachten er enkele dagen niet meer aan, tot ze op een ochtend opstond met een blauwe plek aan de binnenkant van haar knie die geen pijn deed. We gingen ervan uit dat je de binnenkant van je knie moeilijk ergens aan kan stoten. De bloedstollende gedachte kwam in mij op dat die asema ergens aan de overkant moest wonen en langs was geweest voor haar avondmaaltijd. Het was gewoon groskin! Ik kon dit niet laten gaan. ‘Ik ga bidden dat God openbaart wie het is’, zei ik. En dat deed ik ook.
Lees het hele artikel in het decembernummer van Parbode.