Kunstenares Victoria de Vries: ‘Sieraden maken is mijn tweede liefde’ – Parbode Sneak Peek
“Ik weet niet anders dan met mijn handen te werken, en van niets iets moois te maken. Net als een muzikant die muziek móet maken. Al was ik miljonair, dan nog zou ik blijven werken met mijn handen.” De 47-jarige Victoria de Vries spreekt met veel trots over haar carrière.
Door Tom Roggen
Victoria’s liefde voor handenarbeid begon al op elfjarige leeftijd toen haar ouders een houten naambordje voor haar meebrachten uit het buitenland. Ze besloot om zelf te kerven in de achterkant van het bordje en bleek er aanleg voor te hebben. Dus familieleden vroegen om naambordjes en al snel zagen ook anderen haar talent. “Het is geen werk, het is een passie, mijn manier van leven, het is een gave van God waar ik dankbaar voor ben.”
Het duurde niet lang voordat de jonge kunstenares ook wat eraan ging verdienen. Op veertienjarige leeftijd begon ze met het verkopen van haar houtsnijwerk, dat ondertussen uitgebreid was met sleutelhangers, sieraden- en sigarenkistjes, attachékoffers en handtassen. “De economie begon zich toen net te herstellen en het ging steeds beter met mijn werk. Ik bewerkte op een gegeven moment ook bijzettafels, deuren en meer.” Het ging later zelfs zo goed dat Victoria stopte met haar studie om zich volledig op haar houtsnijwerk te richten. “Ik besefte toen al dat ik een geluksvogel was om met mijn passie in mijn levensonderhoud te kunnen voorzien.”
In de tussentijd was het merendeel van Victoria’s familie, vrienden en kennissen verhuisd naar Nederland. “Na de coup in 1980 ging iedereen weg.” Victoria werd door haar moeder en tante in Suriname opgevoed en heeft tot tweemaal toe geweigerd de overtocht te maken. “De eerste keer was ik erg jong en vond ik Nederland te koud.” De tweede keer was Victoria al wat ouder. “Mijn liefde voor Suriname was gegroeid en Nederland was mij nog steeds te koud en onpersoonlijk. Hier ben ik de enige die houtsnijwerk op deze manier doet en met zo’n kleine bevolking kent men je al gauw, waardoor ik als artiest nooit honger heb hoeven te lijden.”
Het hele artikel is te lezen in het augustusnummer van Parbode.