8-decemberverdachte Edgar Ritfeld: ‘Men vond mij een lafaard’ – Parbode Sneak Peek
Oud-luitenant Edgar Ritfeld is geen doorsnee Surinamer. Al sinds 2007 is Ritfeld verdachte in het 8-decemberstrafproces. Hoewel hij zijn leven probeert te leiden alsof hem geen gevangenisstraf boven het hoofd hangt, werkt de jarenlange verdachtmaking door op het dagelijks leven van de zeventigjarige. “Ik wil geen amnestie hebben. Laat men bewijzen wat mijn aandeel is in de 8 decemberkwestie.”
Tekst Christa Sluisdom
Als het aan Edgar Ritfeld lag zat hij nu in Amerika, waar zijn vrouw momenteel verblijft. Maar begin dit jaar werd zijn visum ingetrokken door de Amerikaanse Ambassade. Hij moest eerst bewijzen dat hij niets met de 8-decembermoorden te maken heeft voordat hij weer een visum krijgt. Moeilijk, want de rechter heeft tot bij het ter perse gaan van deze Parbode nog geen uitspraak gedaan in deze zaak. Ook de domeingrond van zijn grootmoeder te Onverwacht die op zijn naam was overgedragen, wordt nu plots als vrij domein beschouwd.
Het zijn twee voorbeelden uit het recente leven van Ritfeld die aantonen dat de jarenlange verdachtmaking verregaande gevolgen heeft voor zijn privéleven. “Ik kan een boek schrijven over alles wat ik heb meegemaakt na 8 december 1982”, zegt Ritfeld, die sinds enkele maanden werkzaam is in de transportsector, waar hij mindervaliden en mensen in een rolstoel vervoert. “Er is heel veel leed in het land. Ik werd gebeld door iemand die in een rolstoel zit, zijn beide benen zijn geamputeerd. Hij vraagt mij: meneer, wat kost de rit? Blijkt dat hij een bedelaar is. Dan bloedt mijn hart. Ik maak ook mee dat hulpbehoevende mensen niet goed gebaad worden door hun kinderen. Ik wil zo’n man eigenlijk gewoon naar een badhuis brengen en wassen. Andere klanten leven heel geïsoleerd. Iets waarvan ik gedacht had dat het een geweldig project was, is in feite niet winstgevend”, zegt Ritfeld, die voornemens is subsidie te zoeken voor het vervoer van mensen met een beperking. “Maar niet bij de overheid. Lanti betaalt niet en ik heb te veel geleden onder de overheid. Ze hebben voor mij gelogen en mijn naam besmeurd”, aldus Ritfeld, die er wél voor openstaat om te praten met de overheid over openbare badhuizen. “Nu ik al deze dingen zie ben ik mijn ouders en met name mijn moeder en grootmoeder dankbaar voor de strenge opvoeding die ze mij hebben gegeven.”
‘Lafaard’
“Als 12-jarige jongen bezorgde ik de krant Nieuw Suriname. Ik verdiende 8,50 gulden. Acht gulden gaf ik aan mijn moeder en 50 cent was voor mij. Je hoort tegenwoordig ouders aan kinderen zeggen: als je alles hebt opgegeten mag je een snoepje hebben. Dat bestond bij ons niet. Het kwam niet in je hoofd op je bord niet leeg te eten”, zegt Ritfeld, die is opgegroeid in de Wanestraat te Zorg en Hoop. Na de dood van zijn moeder mochten ze niet meer in hetzelfde huis blijven wonen, maar dankzij Just Rens (minister van Opbouw in het eerste kabinet-Pengel, red.) konden de kinderen een volkswoning betrekken. “Mijn broer, die in Nederland woonde, haalde me ook naar daar. In Nederland ging ik naar de militaire school. Na mijn opleiding kon ik kiezen uit verschillende landen om te gaan werken en ik koos voor Suriname.” In 1973 kwam Ritfeld naar Suriname met de militairen. Hij bleef actief in ons land tot na 8 december 1982. “Na de Decembermoorden moesten alle officieren in de vergaderzaal bijeenkomen. Daar heeft Desi Bouterse (destijds legerbevelhebber, red.) gezegd dat dertien officieren met onmiddellijke ingang de kazerne moesten verlaten met behoud van salaris en emolumenten. Ik stond op en zei tegen Desi en de rest van de mannen: ‘Ik wil geen deelgenoot zijn van deze moorden. Ik stap nu op’”, blikt Ritfeld terug op zijn ontslag. Wat volgde was een reeks van dreigtelefoontjes. “Men vond mij een lafaard. Maar ik ga niet onder één hoedje spelen met deze mannen om wat ze hebben gedaan op 8 december. Met voorbedachten rade, zoals ik later hoorde.” Een van de telefoontjes was afkomstig van de Vereniging van Bankiers. Ditmaal ging het niet om een bedreiging, maar een aanbod. “Ze vroegen mij om de hele bankbeveiliging over te nemen. Drie dagen voor ik zou beginnen vroeg men mij langs te komen Ze konden mij niets anders zeggen dan dat het niet meer doorging. Pas jaren later hoorde ik van iemand dat ze niet meer verder gegaan zijn met mij, omdat ze bang waren mij in aanraking te laten komen met wapens”, getuigt Ritfeld. Nadien begon hij een grasmaaibedrijf. “Gelukkig schaam ik mij voor geen enkel werk, al is het een verstopt toilet repareren. Efu yu e bribi ini a bigiman na loktu, heb je niets te vrezen. Ik heb vele dingen ondernomen hier in Suriname om het hoofd boven water te houden. Dus ef den man denki taki den o broko mi…”, zegt Ritfeld. Naar eigen zeggen kan hij elk moment teruggaan naar Nederland. “Ik heb zelfs mijn kaart voor het openbaar vervoer nog, waarmee ik goedkoop door heel Nederland kan reizen. Maar ik zou er niet meer kunnen aarden.”
Het hele artikel is te lezen in het augustusnummer van Parbode.