Stonfutu: Albert Willem Feller (78): ‘Ik kon alleen Javaans spreken’ – Parbode Sneak Peek
“Ik ben vermoedelijk geboren in mijn ouderlijk huis te Mary’s Hoop en heb nog twee broers en een zus. Mijn beide ouders werkten in de landbouw. Het huis staat er nog steeds, maar vraag mij niet hoe het erbij staat. Onderhoud is een onbekend woord in dit land.”
Door Tom Roggen
Zo begint de 78-jarige Albert Feller te vertellen over zijn jeugd in Coronie. Toen hij nauwelijks drie maanden oud was, werd Albert afgestaan aan een Javaans echtpaar dat naar verluidt geen kinderen kon krijgen. “Zo ging dat gewoon.”
Door zijn Javaanse pleegouders is Albert nooit opgegroeid met het Sranantongo. “Ik kon alleen Javaans spreken.” Op 7-jarige leeftijd werd hem, volgens traditie, een toekomstige vrouw toegewezen en werd hij besneden. Nota bene niet met een mes, maar met een stuk bamboe. “Ik voel het nog steeds”, lacht hij. Zijn biologische moeder was ziedend en nam haar kind weer terug in huis, maar het werkte voor geen meter. “Ik was Javaans opgevoed en mijn moeder was zeer dominant in het district.”
Om deze reden verhuisde Albert op zijn tiende naar zijn tante Betsy in Paramaribo. Hij woonde in een prasi-oso aan de Wilhelminastraat en hij deed zijn scholing aan de St. Paulusschool en de A.T. Calorschool. Na zijn examenklas vonden zijn ouders dat hij naar de Kweekschool moest om onderwijzer te worden. “Ik ben gaan spijbelen en uiteindelijk gaan werken op een garnalenboot. Ik was altijd een jongen van kattenkwaad.”
Dat kattenkwaad voerde hij uit met de zogeheten ‘Combé Gang’, een groep van twaalf vrienden waar Albert deel van was. Ze gingen naar de bioscoop en zagen daar veel Nederlandse films, waardoor ze uiteindelijk besloten om met z’n allen de overtocht per boot naar Holland te maken.
Het hele artikel is te lezen in de septembereditie van Parbode.