Voorwoord: The next Dubai
Eén ding is zeker: voor the next Dubai moeten we de komende jaren zeker niet in Suriname zijn, maar bij onze westerburen. Daarginds wordt inmiddels luidkeels verkondigd dat Guyana binnenkort ‘s werelds rijkste land zal zijn, nu de ene oliebonanza na de andere aan de horizon gloort. Waar wij het voorlopig moeten doen met zo’n tachtig miljoen barrels aan bewezen oliereserves, ligt er naar schatting voor meer dan zes miljard vaten aan ruwe olie in de Guyanese zeebodem.
In 2013 zei toenmalig Staatsolie-directeur Marc Waaldijk over onze slinkende olievoorraden: ‘De continue zorg van elke oliemaatschappij is het vervangen van de geproduceerde barrel’. Duidelijk dus dat met geprojecteerde oliereserves tot rond 2030, naarstig voor onze kust wordt gewroet naar ‘zwart goud’. Terwijl onze regering knarsetandend kijkt naar het gejuich aan de linkeroever van de Corantijn, is er in onze territoriale wateren nog altijd geen druppel commercieel winbare olie aangetroffen. Met de verkiezingen in zicht, begint de regeringscoalitie dan ook erg nerveus te worden. De staatsschuld is gestegen tot over de SRD 20 miljard, de koers is op hol geslagen en zo’n beetje elke sector ligt op zijn gat.
Nu miljarden aan olie-inkomsten zijn verbrast en de olieboringen op zee vooralsnog niet succesvol zijn gebleken, is de laatste hoop van het regiem gevestigd op het aangaan van miljoenenleningen om het kiezersvolk zand in de ogen te strooien. Een soortement motivering van de vice-president luidt daarbij dat alle schulden wel afbetaald zullen worden, omdat er sowieso ‘meer dan 200 miljard US-dollar aan mineralen in onze bodem ligt’. Het zoveelste broodjeaapverhaal, sobun: boor ons land failliet de grond in, nog voordat de grondstoffen zijn ontgonnen.
Dit stuk lees je in de novembereditie van Parbode.