Canawaima-veerboot: meer dan een kapotte motor
We schrijven juli 2019. Wie deze dagen naar Guyana gaat moet daar wat voor over hebben. De comfortabele veerboot Canawaima doet het al sinds 27 mei niet meer. Om de Corantijnrivier over te steken moeten passagiers noodgedwongen gebruikmaken van de – voorheen illegale – ‘backtrack’ in Nickerie. De ‘Canawaima Management Company’ heeft hierdoor al SRD 1 miljoen aan inkomsten misgelopen. De officiële berichtgeving luidt dat de motoren van de veerboot het hebben begeven. Suriname en Guyana zouden geen overeenkomst kunnen bereiken wie voor de reparatiekosten moet opdraaien.
Tekst Zoë Deceuninck
Ter plekke in Nickerie horen we echter een ander verhaal: Suriname zou niet akkoord gaan met het verstrekken van retourtickets aan Guyanese zijde. Omdat veel meer Guyanezen naar Suriname trekken dan Surinamers naar Guyana, verliest Suriname daardoor aan inkomsten. De opbrengsten van de ticketverkoop in Guyana wordt namelijk niet gedeeld met Suriname. Totdat hier een aanpassing in komt, zou Suriname weigeren de reparatiekosten van de motoren te betalen.
Bij gebrek aan een beter alternatief is de backtrack gebombardeerd tot de enige – en dus legale – route om de oversteek over de Corantijnrivier met de boot te maken. Volgens berichtgeving van onder andere dagblad de Ware Tijd zouden vier Surinaamse boothouders en twee Guyanese collega’s ‘op instructies van de overheid’ instaan voor een structureel verloop van de oversteek. Zij beleven gouden tijden.
De weg tussen Paramaribo en Nickerie bestaat uit 240 kilometer oneffen lappen asfalt. De bedoeling is dat iedereen eerst naar de immigratiepost in South Drain rijdt alvorens in een van de houten bootjes te stappen. Maar wie naar de controlepost gaat moet daarvoor een extra 30 kilometer naar het zuiden rijden én daar soms ook nog eens extra voor betalen. Niet verwonderlijk wordt de immigratiepost moeiteloos omzeild door het merendeel van de passagiers: in South Drain staat slechts een handjevol mensen. Wanneer we bij de backtrack terugkomen, staan tientallen auto’s in het zand geparkeerd.
Naar verluidt zouden ‘honderden mensen’ dagelijks gebruikmaken van de oversteek. Groepsgewijs komen ze aan op de dijk. Van politie of militairen is geen sprake, van controle evenmin. In de hoop een zitje op de volgende boot te bemachtigen, struikelen passagiers over elkaar, hun bagage en de stenen heen. Er wordt geschreeuwd en afgeperst, in het Engels en Sranantongo. De boothouders mogen dan wel instructies van hogerhand hebben gekregen, ze hebben geen recht om de tassen van passagiers te controleren op illegale goederen. Wél hebben ze de positie om hun prijzen op te drijven wanneer het ze schikt.
Na wat elleboogwerk en onderhandelen (we betaalden uiteindelijk 50 US-dollar voor de oversteek van drie personen en 10 US-dollar voor het sjouwen van onze tassen) vervolgen we onze reis over de Corantijnrivier. De schreeuwende sjouwers, alweer drukdoende met de volgende lading passagiers op de veerboot, laten we achter op de oever. Het is slechts een kwestie van tijd voor deze situatie verschrikkelijk uit de hand loopt.
Dit artikel lees je in de novembereditie van Parbode.