Levensbeschouwelijke Vorming: een introductie – Parbode Sneak Peek
Levensbeschouwelijke Vorming, afgekort LeVo, een vak geïntroduceerd in het schooljaar 2016 -2017 op alle scholen van het Voorbereidend Onderwijs voor Junioren (VOJ) van de Evangelische Broedergemeente (EBG). Een heerlijk vak, je hoeft niets uit je hoofd te leren, geen sommen op te lossen, geen examen te doen. Je kunt voor LeVo niet zakken of slagen. Zo af en toe krijg je een opdracht, maar van uren huiswerk maken is geen sprake. We praten met twee leerlingen, Zaid en Dwayne, die het vak twee jaar hebben gevolgd en docenten die het vak nu twee jaar verzorgen. Aanwezig is ook de coördinator van het vak LeVo.
Tekst Anne Huits
De doelstellingen van LeVo zijn ‘persoonlijke bestaansverheldering’, ‘beter leren omgaan met verschillen’ en ‘inculturatie’. Het klinkt nogal pretentieus. Vertalen we de doelstellingen naar de woorden uit het leerlingenboek Kijk op jezelf, kijk op God en kijk op de wereld, dan wordt het al iets concreter. Denkt u daarbij aan vragen als ‘wie ben ik, waar kom ik vandaan, waar wil ik naar toe en wat wil ik bereiken’ en onderwerpen als ‘mijn relaties’, dan staan we weer met beide benen op de grond. Het thema ‘beter leren omgaan met verschillen’ gaat over de verschillen die er zijn bijvoorbeeld in etniciteit en religie.
Leerlingen leren een open houding te ontwikkelen naar de anderen die anders zijn. Tijdens het onderdeel inculturatie komen de diverse levensbeschouwelijke bronnen aan de orde, en vragen over leven en dood.
Leren nadenken over jezelf
De junioren leren tijdens LeVo nadenken over het geloof, over de wereld, maar vooral nadenken over zichzelf. Toen het onderwerp ‘kleding’ aan de orde kwam hebben Zaid en Dwayne ook nagedacht. Dwayne: “Je hebt een vrije keus in wat je aantrekt. Sommige mensen ‘expressen’ zichzelf door hun kleding. Ik ben flexi.” Dwayne meent dat zijn kleding niet veel zegt over hemzelf. “Het karakter zegt meer, je moet meer over die persoon leren kennen.”
Wanneer je als docent de leerlingen wil laten nadenken over zichzelf, ontkom je er niet aan, om zelf ook regelmatig te reflecteren. Er komen vervolgens vragen naar boven over de eigen emoties en het eigen handelen: wat maakt nou toch dat ik zo boos word, wanneer het mij nog steeds niet lukt mijn kindje zindelijk te maken?
Als docent hoor je hoe de leerlingen in de klas hun gevoelens delen, van gedachten wisselen. Onwillekeurig denk je terug aan je eigen kinderen, ook in dezelfde leeftijd, pubers nog. En je neemt je voor, toch eens aan je eigen kinderen te vragen hoe zij tegen bepaalde onderwerpen aankijken.
Het hele artikel is te lezen in het decembernummer van Parbode