Indonesiërs met Surinaamse achtergronden – Parbode Sneak Peek
Sommige groepen zijn zo klein dat ze door de kieren van onze postkoloniale geschiedenis zijn gevallen. Zij belandden in de vergetelheid, maar vergeten zelf niet wie ze zijn. Eén zo’n groep is die van de Surinaamse Javanen die terugkeerden naar Indonesië. Een verhaal van hoe politieke leiders en machthebbers heimwee en individuele keuzes beïnvloedden, die uitmondden in het klassieke migrantendilemma: ‘Waar hoor ik thuis?’.
Door Welmoed Ventura
Als die vraag zich sterk opdringt, kruipen sommigen die door de historische kiertjes waren gevallen weer naar buiten om het licht van hun geschiedenis te zien. Zo ook de beide Indonesiërs uit Kampong Suriname, Yudhi en Yanto, die in oktober hun hart ophaalden in een uitgebreide familietour. Nooit dachten zij Suriname te bezoeken: ver, te duur. Tot Yudhi’s Surinaamse nicht, Inke Zweers, de geschiedenis een duwtje gaf: ze vond het tijd dat haar neef kennismaakte met zijn Surinaamse familie. Yanto, Yudhi’s buurjongen die een halfzus in Suriname heeft, mocht mee. Yudhi’s grootvader was de helft van een tweeling, waarvan de broer in Suriname bleef (Inkes vader); Yanto’s vader liet zijn vrouw zwanger achter in Suriname, omdat zij niet mee wilde. In oktober ontmoette Yanto zijn halfzus op Peperpot, waar zijn vader ooit als contractant werkte. Yudhi troffen wij met Yanto aan tussen de ruïnes van de suikerfabriek in Mariënburg, waar zijn grootvader ooit werkte.
Heimweepolitiek
De voorouders van de Surinaamse Indonesiërs op Sumatra vertrokken in de jaren 50: de tijd van ‘het Statuut’ waarin Suriname meer autonomie kreeg. Eind jaren 40 zagen de eerste Javaanse politieke partijen het levenslicht. Een daarvan, de KTPI, maakte van de wens tot terugkeer naar Java – Mulih nJawa politiek gebruik. KTPI-leider Iding Soemita trok met zijn emotionele redevoeringen veel aanhangers. De PBIS, met een achterban van ontwikkelde Javanen, was nuchterder. Zij richtte zich op integratie in Suriname. Ironischerwijs, stapten juist háár aanhangers op de boot naar Indonesië. De PBIS kreeg in 1949 nul zetels, terwijl Iding Soemita het tot eerste Javaanse Statenlid schopte. Een zware teleurstelling voor PBIS-leider Salikin Hardjo, die besloot Suriname de rug toe te keren. De KTPI focuste zich tot in de jaren 60 nog op de terugkeer naar Indonesië. Op de Langkoeas die in 1954 naar Indonesië voer, zaten ruim duizend Javanen. Zij wilden het in 1947 onafhankelijk geworden Indonesië helpen opbouwen. Maar op Sumatra, was het evenveel zwoegen als in voorheen in Suriname: waar nu Desa Tongar ligt – Hardjo’s levenswerk – troffen zij oerwoud vol tijgers. Sommige van deze repatrianten wisten in Indonesië goede posities te verwerven, want ze waren geschoold: analfabeten mochten niet mee op de terugkeerboot. Daarom bleef Yudhi’s grootoom achter, en nam het kantoorbaantje bij Suralco van zijn een-eiige tweelingbroer over. Toen ze ontdekten dat Ngalimoen plotseling niet kon lezen en schrijven, en alleen nog Javaans sprak, dachten ze dat hij zijn verstand had verloren, en plaatsten hem over naar de locomotiefbediening. Het vertrek van de PBIS-aanhangers, was dus Surinames eerste braindrain.
Lees het hele artikel in het januarinummer van Parbode