Voorwoord: Paarse vlag: brevet van ongeschiktheid
Deze maand is het alweer veertig jaar geleden dat onze jonge democratie door zestien sergeanten aan flarden werd geschoten. Over deze en talloze andere misdaden in de militaire periode heeft coupleider Desi Bouterse nooit enige berouw getoond. Opvallend genoeg merkte hij afgelopen november op dat zijn goede vriend en verdreven president van Bolivia, Evo Morales, een tactische fout had gemaakt door in zelfballingschap naar Mexico te vluchten. Morales had moeten vasthouden aan zijn verkiezingswinst en zijn meerderheid, ‘want dat is het uitgangspunt van de democratie’. ‘Het is pijnlijk. Met het ingrijpen van het leger is dan de discussie of we niet te maken hebben met een rechtstreekse coup’, beklaagde Bouterse zich hierover.
Het kan verkeren. Een week later ondervond de voormalige couppleger zelf wat het uitgangspunt is van herstelde democratie en rechtsstaat: twintig jaar celstraf voor het door hem aangerichte bloedbad op 8 december 1982. Een diepe buiging voor de drie moedige vrouwen in toga die dit vonnis hebben geveld. In een eerlijk verlopen proces kreeg hoofdverdachte Bouterse immers twaalf jaar lang alle gelegenheid zich te verdedigen en al zijn politieke macht te misbruiken om zo de rechtsgang te torpederen. Exceptionele mogelijkheden waarop zijn slachtoffers zich nooit hebben kunnen beroepen. Integendeel, zij werden in het holst van de nacht van hun bed gelicht, weggesleurd, gemarteld en zonder enige vorm van rechterlijk proces geëxecuteerd.
Er valt dan ook geen greintje waardering op te brengen voor paarse dramaspelers die hun meervoudige moordenaar de hemel in prijzen. Het zijn de allerlaatste stuiptrekkingen uit een kamp dat ons naar rampspoed leidde. Voor volgelingen die tegen beter weten in hun paarse vlag van ongeschiktheid blijven uitsteken is hier zonder meer van toepassing: Den dede kaba, ma den syen fu fadon.