Samenleving: Zangeres/danseres Natalie La Rose – Parbode Sneak Peek
Artieste Natalie La Rose (31) verhuisde op haar twintigste van Amsterdam naar Los Angeles om te proberen carrière te maken. En met succes. Haar debuutsingle Somebody, uitgebracht in 2015, werd een wereldhit en heeft al meer dan 175 miljoen online views gehaald.
Tekst Samantha Waridjan Beeld Raúl Neijhorst
“Zolang ik me kan herinneren houd ik van zingen en dansen. Ik trommelde van kleins af aan mijn zusje of wat kinderen van de buurt op om samen choreografieën te maken of liedjes te verzinnen. En als er bezoek was, zorgde ik er altijd voor dat ik wat voorbereid had”, zegt ze in gesprek met Parbode. Haar ouders zijn geboren en getogen in Suriname, maar Natalie is geboren in Amsterdam. Haar moeder zette haar op haar zesde op balletles, maar Natalie bleek toen nog te jong. “Ik had niet veel geduld, wilde alleen maar rondspringen, huppelen en rennen.” Op haar tiende begon ze op de Lucia Marthas Dance Academy en ze studeerde in 2008 af. Toen ze twaalf was begon ze met haar beste vriendin met het duo ‘Amsterdam’.
Natalie blikt terug: “Kijken naar Amerikaanse clips op MTV was altijd een van de hoogtepunten van mijn dag. Ik raakte geïnspireerd door onder anderen Destiny’s Child, Michael Jackson en Jennifer Lopez en ik dacht ‘dit wil ik later ook doen!’. Op mijn tiende liep ik al met de gedachte dat ik naar Amerika wilde verhuizen. En tien jaar later was het zover! Het was wel even wennen. De muziekbusiness is erg hard, en Los Angeles is een dure stad. Het was in het begin zeker een struggle.” Tijdens een ESPY Awards party is ze gewoon naar de bekende hitmaker Flo Rida gestapt. Deze zanger/songwriter nodigde haar daarna uit om samen te werken. “In Amerika moet je lef hebben, anders ga je niet vooruit”, benadrukt Natalie, die nog steeds in Los Angeles woont en werkt.
Een van haar hoogtepunten is dat Somebody in de top tien van de Amerikaanse Billboard stond. “Het plotselinge en enorme succes van Somebody had eigenlijk niemand verwacht.
Lees het hele artikel in het maartnummer van Parbode