Stonfutu: Françoise Antoinette Sno-Francis (85): ‘Vene deed met alles mee, a no ben ab’ bigi fasi’ – Parbode Sneak Peek
Françoise Francis, of Fransje zoals haar roepnaam luidt, is het op een na jongste kind van de acht kinderen van Hendrik Petrus Francis van Commewijne en Antoinette Gambier van Para. Fransje heeft zelf twee meisjes en zeven jongens.
Tekst Shanna Vasilda
Ze wilde altijd al veel jongens: “Ik liep vroeger vaker langs een huis en elke vrijdag werden daar kleren gewassen en dan zag ik een heleboel kleine broekjes en hemdjes hangen. Ik zei altijd: ‘Mi ben wins’ te mi kisi pikin mi kis’ somen’ jongens dan mi kan hanga den bruku let’ so”, zegt ze trots.
Tot haar vijftiende groeide ze op in Moengo waar haar vader arbeider was. Daarna vertrok de familie naar de stad, naar Land van Dijk, Molenpad. Later ging ze samenwonen met George Sno op Zorg en Hoop, waar zij nu bijna zestig jaar woont. Ze ontmoette George tijdens een vakantie op Para. Toen had zij al een voorkind, en enkele maanden later kwam het eerste kind van George en Fransje. Ze trouwden in 1961, toen zij zwanger was van haar vierde kind. “Met George ben ik gebleven tot zijn dood, negentien jaar geleden is hij overleden.” Fransje was eerst huisvrouw en heeft daarna tot haar pensioen in 1995 gewerkt bij LTT (nu Telesur), eerst als hoofdschoonmaakster, daarna als hoofdkokkin. Het werk heeft ze over het algemeen als leuk ervaren, behalve tijdens de coup. Militairen waren met geweer en al aan het zoeken geweest naar collega Eddy Daal, de broer van vakbondsleider Daal. “Aan het werk waren we. Te den ben bari, blaka saka e psa, den kiri sma, un ben abi f’ lon gwe.”
Over haar kindertijd valt veel te vertellen. Ze denkt vaak terug aan de vakanties naar het vruchtbare Peneribo in Commewijne. “Daar was er van alles, veel vruchten, krabben, vis, kwikwi.” In die dagen werd met de tentboot naar Commewijne geroeid. “Mijn zus was altijd bang. Vanaf we go in a boto, a e krey, ma en na eerste wan san ben wan’ gwa parnasi”, zegt ze lachend.
Over haar schoolperiode herinnert ze zich de afstand die zij moest lopen van het Molenpad naar de Zwartenhovenbrugstraat; ze zat op de St. Rosaschool. Vooral in september was het heel warm. “Als we uit school kwamen kochten we een pond ijs voor vier cent bij een kioski om onderweg op te snoepen, schaafijs was te duur.” Verder snoepte ze ook vaak lektongo en kocht ze voor een bigi sensi een pepre woysi (puntzak, red.) met pinda’s.
Fransje heeft ook het treintijdperk meegemaakt. “Het was niet eens zo duur, maar te un ben go met een tante die altijd bigi koto droeg, un ben go kibri ondro a koto, te a conducteur ben kon zodat we niet hoefden te betalen.” Ze lacht hartelijk over de ervaring van toen ze vijf was.
Om de vijf jaar gaat Fransje trouw naar de stembus, hoewel ze geen politieke kleur heeft. Wel heeft ze een nauwe band met ex-president Ronald Venetiaan.
Lees het hele artikel in het juninummer van Parbode