Zelfstandig ondernemen in Suriname: vechten tegen de bierkaai – Parbode Sneak Peek
Wie in Suriname de veiligheid van een vaste baan bij Lanti of baas wil opgeven om zelfstandig aan de slag te gaan en zodoende veel geld te verdienen om de staatskas te vullen, moet allereerst zichzelf overtuigen dat een gevecht tegen de bierkaai wel degelijk gewonnen kan worden. Zelfstandig ondernemen wordt in Suriname namelijk niet gestimuleerd.
Tekst Irwin Wist
‘Beter ga je een baan zoeken, hor!’, is het advies van ouders, familie en vrienden. De cultuur van zelf je broek ophouden wordt door de Surinaamse overheid ontmoedigd, en sommige banken – de bijna natuurlijke partner van elke ondernemer – lijken zelfs een soort toelatingsexamen te hebben geïnitieerd om de doldrieste wannabee-zakenpersoon tot het uiterste te tergen en op de proef te stellen.
Kleine ondernemingen zijn de ruggengraat van de economie en een belangrijke motor voor armoedebestrijding en ontwikkeling, vat de Coöperatieve Bank Godo het belang van ondernemen samen. De ruggengraat van de economie, dus zou je denken dat voor nieuwe ondernemers overal de rode loper wordt uitgerold. De praktijk is zoals altijd weerbarstig.
Ondernemers zijn geen ambtenaren. Zij hebben geen tijd om 10 minuten aan de telefoon te hangen tot eindelijk iemand bij hun bank de telefoon opneemt, die daarna vijfmaal dezelfde vraag stelt. Een vrije dag nemen om simpele bankzaken te regelen kost geld. Dagenlange reizen van kastjes naar muren omdat je een simpele internet- of elektriciteitsaansluiting wil, doet bij ondernemers de stoom uit de oren komen.
Bureaucratie
Regelgeving is een van de ede ati van ondernemers, verzucht ingenieur Rogier Cameron. Hij is scheikundig technoloog en doceert aan de faculteit Technologische Wetenschappen van de Anton de Kom Universiteit, maar was in een vorig leven jarenlang ondernemer. Hij kent talrijke voorbeelden van belemmeringen en regelgeving waar ondernemers gek van worden. “Je hoort het elke keer weer van starters, wat de grote frustraties zijn wanneer je een bedrijf probeert op te zetten”, vertelt hij. “Ondanks dat zij, als ze een bedrijf opzetten, belasting gaan betalen, mensen aan het werk gaan helpen en dus een fundament vormen voor de overheid, voor de samenleving.”
Cameron verbaast zich erover dat juist bij de export, waar immers het geld verdiend wordt, de overheid zo haar best doet om onbegrijpelijke hobbels op te werpen. Bijvoorbeeld: voor de export van pembadoti moest hij regelmatig monsters opsturen naar het buitenland. Daarvoor moest een toestemmingsbrief gehaald worden bij de Geologische Mijnbouwkundige Dienst (GMD), waarmee je naar de douane mocht. De GMD is de voorloper van het huidige Delfstoffen Instituut Suriname (DIS).
Als er grotere hoeveelheden monsters waren, moest je naar de Dienst Invoer, Uitvoer en Deviezencontrole (IUD), een afdeling van het ministerie van Handel en Industrie, om ontheffing te krijgen van exportbelasting: “Dus als je exporteert, je geld gaat verdienen voor Suriname, moet je belasting betalen, een extra heffing.” Al die stappen kosten vooral tijd, want je moet stukken indienen, bellen om te controleren wat de status is van je verzoek, langslopen.”
In die tijd duurde het oprichten van een naamloze vennootschap (nv) twee jaar, weet hij nog: “Dat verbeterde pas in 2010, toen het door vicepresident Robert Ameerali werd gecorrigeerd.” Wat ook speelt: vergunningen, “dat is een rampenscenario, voor je zoiets hebt. En het is jammer genoeg altijd een politieke beslissing.”
Bij het Surinaams mijnbouwbedrijf Grasshopper Aluminium Company, vooral bekend als Grassalco, waar Cameron eerst adviseur en daarna projectmanager was, moesten enorme blokken graniet worden verscheept naar een klant in de Verenigde Staten. Niet bepaald steentjes die je in een kartonnen doos verzendt, dus was het efficiënter als de douane naar de mijn kwam voor de controles.
Lees het hele artikel in het septembernummer van Parbode